Dochterlief zit in bad en wurmt haar voetjes in een washandje. Ze is een zeemeermin. Ze gaat koppie onder en steekt drie vingers in de lucht: de vader, koning Triton. Nu moet ik raden wat ze is als ze vleugels heeft. Een eenhoorn, zeg ik (haar lievelingsbeest). Dat is fout, ze is een eend. Het toont zonneklaar aan dat de kunde van het magisch denken is voorbehouden aan het jeugdig smaldeel der natie. De rest beperkt zich tot magisch realisme.