Peer review

Zoals televisieseries zijn te verdelen in erkende subgenres zoals de sitcom, de politieserie en het ziekenhuisdrama, elk met zijn eigen wetten en tradities, kennen we in de literatuur de universiteitsroman. Hoofdpersoon is onveranderlijk een beginnend wetenschapper met een tijdelijke of ondergeschikte functie, die de ambitie koestert in de universitaire wereld hogerop te komen en niet terugschrikt daarvoor minder orthodoxe wegen te bewandelen. Het genre wordt verder gekenmerkt door topoi als: de internationale conferentie (David Lodge, Small World), de alom bewonderde coryfee (Malcolm Bradbury, Doctor Criminale), jaloezie onder kroonprinsen (Joost de Vries, De republiek), geheimhouding van onderzoekgegevens (A.S. Byatt, Possession), enzovoort.

In Aanhalingen van Ad van Iterson zien we dit allemaal terug. Hoofdpersoon is een zekere Acquoy (niemand noemt hem bij de voornaam), die als een soort duvelstoejager aan de universiteit verbonden is maar heel graag universitair docent en eigenlijk nog liever hoogleraar wil worden. Helaas gaat het daartoe vereiste schrijven van wetenschappelijke artikelen zijn krachten te boven, maar dan doet zich de gelegenheid voor zich meester te maken van ongepubliceerde teksten van een recent overleden toponderzoeker. Gewapend met deze manuscripten en een database die hij door malversaties met subsidiegeld in particulier eigendom heeft verworven, denkt Acquoy verzekerd te zijn van een hoogleraarschap in Tallinn, Estland. Spoiler: er gaat iets mis.

Nu heb ik zelf gedurende vijftig jaar aan vier verschillende Nederlandse universiteiten gewerkt, in alle functies van student-assistent tot en met decaan, maar Van Iterson schetst toch aspecten van het universitaire leven die mij volledig onbekend zijn. Zo heerst in dit boek de misvatting dat hogere wetenschappelijke rangen meer onderzoektijd hebben (terwijl in werkelijkheid de onderzoektijd vooral terechtkomt bij promovendi en postdocs), dat onderzoekers allemaal papieren tijdschriften in hun boekenkast hebben staan (wat ik voor het laatst bij iemand gezien heb in 1972) en dat een decaan 2 à 3 maal zo veel verdient als een gewone professor (een propositie zo absurd dat ze mij de adem benam – wie heeft die miljoenen achtergehouden?). Aan de universiteit van Harderwijk, of waar dit boek ook speelt, is blijkbaar alles anders.

Ik ben er ook niet in geslaagd te begrijpen in welk tijdperk de gebeurtenissen zich voltrekken. De overheadprojector wordt beschreven als iets heel nieuws, en een grote database wordt vervoerd in de vorm van veertien floppy disks, dus dit moet vóór pakweg 1985 spelen. Aan de andere kant gebruiken de mensen Netscape Navigator en luisteren ze naar ‘Killing Me Softly’ van de Fugees, en dat kan alleen na 1996 zijn geweest. Maar niet te recent, want als centraal plotelement is een database, resultaat van universitair onderzoek, het particulier eigendom van de onderzoeker. De principes van Open Science verhinderen dat tegenwoordig. Vooruitgang bestaat.

Lex Bijlsma

Ad van Iterson – Aanhalingen. Brooklyn, Leiden. 190 blz. € 17,50.