Respect en welwillendheid

Het is een rijk boek, De praktische filosofie van Kant, van Donald Loose. Het is een degelijk boek, ook materieel. Vantilt heeft het goed uitgegeven: prettig papier, goede letter en stevig gebonden. Je kunt het boek rustig openvouwen en je hoeft niet bang te zijn dat bladzijden loslaten.
Het is ook degelijk wat de inhoud betreft. Loose is een kenner van Kant en niet alleen van hem. Hij heeft de moderne filosofie grondig gelezen (Jankélévitch, Derrida) o.a. en bovendien haalt hij relevante voorbeelden aan uit de literatuur: Goethe, Schiller, Von Kleist, Proust, Márai, Kundera.
Helaas is de stijl meer geschikt voor vakfilosofen dan voor mensen, zoals ik, die geïnteresseerd zijn in de filosofie, maar die niet veel meer hebben gelezen dan naslagwerken, zoals de beroemde Störig. De ‘gewone’ lezer moet alle tijd nemen voor het boek en sommige alinea’s drie keer overlezen voor hij ze begrijpt. Als hij dat doet, wordt hij wel beloond met een grondig inzicht in wat vriendschap betekent en kan zijn. Het gaat om een ethiek van de vriendschap en niet om een psychologische verkenning. Een ethiek is een plichtenleer.

Eerst een voorbeeld van de dichtgetimmerde stijl, die doet denken aan juridische teksten. Het gaat niet om verstaanbaarheid, maar om volledigheid:

De rechtsplicht kan op die ‘externe’ wijze worden afgedwongen. Het recht gaat uit van de feitelijke veelheid van verwerkelijkbare doelen die mensen zich kunnen stellen (bijvoorbeeld zo snel mogelijk en desnoods ten koste van alles en iedereen zo rijk mogelijk worden). Het recht stelt daarbij de vraag welke doelen moreel gezien gezamenlijk verwerkelijkt kunnen worden, zonder dat de vrijheid van de een die van de andere schaadt. Dit recht betreft slechts de uitwendige daad en vraagt niet naar de intentie van de handelende persoon.

Dit kan eenvoudiger: Als iedereen bijvoorbeeld zo rijk mogelijk wil worden, desnoods ten koste van anderen, moet het recht grenzen stellen. Maar dat is dan minder precies. Zelf zegt Loose hierover dat de filosofie haar beperkingen heeft: ‘Ze is te kritisch en te afstandelijk om eenieders wensen en verlangens in te willigen en zich tot modern consumptiegoed te laten omtoveren.’

Het is een rijk boek dat over vriendschap gaat en alle facetten daarvan laat zien. Regelmatig zal de lezer zijn eigen vrienden langs de meetlat leggen en natuurlijk ook zijn eigen vriendschapsgevoel. Welke vriendschap koesterde ik bijvoorbeeld voor P.? Ik kon tevreden naast hem liggen in het gras en geen vragen stellen. Ik hield van hem zonder erotische gevoelens, omdat ‘hij het was, omdat ik het was’, zoals Montaigne schreef. Loose citeert die woorden een paar keer. Hij verdween uit mijn leven, omdat hij vertrok naar andere landen. Ik had een schilderij van hem. Af en toe kreeg ik een kaart uit Zuid-Amerika of Spanje en andere plekken, waarop hij mij groette zonder nadere mededelingen. Steeds raakte me dat en ik dacht vaak aan hem. Toen hij tenslotte als schilder op Ibiza belandde, vond hij mijn email-adres en we begonnen een bijna liefdevolle correspondentie, die eindigde met zijn plotselinge dood. Nog steeds denk ik aan hem, maar wat hebben we eigenlijk samen meegemaakt? Niet veel, maar dat doet er niet toe. Welke vriendschap koesterde ik voor C, vanaf mijn zevende jaar? We speelden toen op de zolder van zijn ouderlijk huis, maakten soms ruzie over het verschillende geloof waarin we waren opgevoed. We ontmoetten elkaar later in de schouwburg, waar hij speelde en bij begrafenissen, van zijn zus bijvoorbeeld. Maar wat voelde ik voor hem? Hij was en is mij vreemd. Ik hou niet van zijn liefdesleven. Is het meer dan een gedeelde jeugd, die maar een enkele jaren duurde, omdat hij ging verhuizen? Ik herinner me onze avonturen en wat hij me leerde over poëzie en toneel. Welke vriendschap koesterde ik voor O. met wie ik in mijn studententijd toneel speelde. Veel later nodigde hij me plotseling uit in zijn tweede huis in Spanje. We kwamen toen heel dicht bij elkaar, lachten veel, kookten samen en beklommen bergen, maar hij bleef me in zekere zin ook altijd vreemd, al respecteerde ik zijn hartstocht. Toch ergerde ik me in toenemende mate aan zijn egotisme. Soms vroeg hij iets, maar de vraag bleek alleen maar het begin van een verhaal over hemzelf en hoe talentvol hij was.

Tegenwoordig misbruikt men het begrip ‘Vriendschap’, waar je via Facebook zogenaamde vrienden kunt krijgen. Vriendschap is een zwarte zwaan.

Loose bespreekt de vriendschappen met behulp van Kant. Het boek gaat over de deugdenleer in het algemeen, de ethiek en de gehele praktische filosofie en uiteindelijk Kants kritische filosofie als zodanig. Wat betekent het woord ‘kritiek’ bij Kant? Het woord is verwant met het Griekse krinô. Dat betekent onderscheiden, beslissen, kiezen. Het is dus meer dan ‘beschouwing’: een uiteenzetting. Er zijn vriendschappen uit behoefte, gemeenschappelijke smaak en gedeelde intentie. Deze indeling maakte Aristoteles al, maar hij verweefde de varianten met elkaar. Kant wil ze scherp onderscheiden. Ik begrijp dat mijn vriendschap met C. er een was van gedeelde smaak; met O. speelde ook het nut mee, maar die met P. was een morele vriendschap, vrij van elk belang, uitgaand van een specifiek gevoel.

In het hoofdstuk over gelijkheid en ongelijkheid gaat het over hoger geplaatsten tegenover lager geplaatsten, ouder tegenover jonger, rijker tegenover armer. Kan een rijke zonder de vriendschap te schaden geld geven aan de arme vriend of maakt hij zijn vriend daarmee juist afhankelijk en ondergeschikt. Ik moest denken aan Wittgenstein en zijn jonge vriend Pinsent. Aan Pinsent heeft Wittgenstein veel geld gegeven, waarbij hij duidelijk probeert te maken dat Pinsent niet dankbaar hoeft te zijn. Voor Wittgenstein is het nauwelijks een offer. ‘Ik wil niets horen over schuld of dankbaarheid. Je bent me niets verschuldigd. Zelfs geen vriendschap.’ Er is in hun verhouding een principiële gelijkwaardigheid omdat ze afhankelijk zijn van elkaar en omdat ze elkaar waarderen in hun smaak en intelligentie.

Kant bespreekt de vriendschap aan het eind van de deugdenleer. Hij noemt haar een morele plicht. ‘De deugdenplicht betreft de vraag welke doelen voor de handelende persoon gelden als een onvoorwaardelijke verplichting voor hemzelf. Want zonder onvoorwaardelijk doel, was elk doel slechts een middel voor een verder beoogd doel. Dan waren er alleen hypothetische imperatieven, geen categorische, en zou er dus geen moraal zijn.’ De categorische imperatief is het morele grondbeginsel: handel steeds zo als je zelf behandeld wenst te worden. Vriendschap is de concrete verwerkelijking daarvan.

Aristoteles schreef: ‘Ach mijn vriend, er zijn geen vrienden’; dat wil zeggen dat er nooit volmaakte morele vriendschappen zijn, want er is altijd iets dat geheim is tussen vrienden, al zou je zoveel mogelijk willen delen. Je vertrouwt een ware vriend dingen toe die voor anderen verborgen zijn, maar pas op: geef je niet helemaal bloot (als je dat al zou kunnen). Betracht prudente terughoudendheid. De diepste geheimen ken je van jezelf niet eens. Niemand is heilig. In de hemel (ja, Kant gelooft in de hemel, net als Loose) is geen vriendschap, want daar vinden we elkaar in een alles omvattende liefde.

De hoofdstukken zijn helder benoemd en ze volgen elkaar in een logische orde, waarbij elk nieuw hoofdstuk wordt voorbereid in het voorafgaande: Soorten vriendschap, Gelijkheid en ongelijkheid, Een deugdenplicht, Idee en ideaal, Respect, Liefde, M/V, Geheim, Vertrouwen, Geluk, Religie, Politiek, De verdeelde erfenis. Vriendschap kan bestaan zonder erotische begeerte. Passionele liefde is niet duurzaam. In een goed huwelijk gaat de erotische liefde over in vriendschap. Montaigne had het over echtelijke vriendschap.

Hoewel Kant enthousiast was over de Franse Revolutie, zag hij de gevaren. Heel indringend gaat hij in op de broederschap, die eerder een religieus dan een politiek begrip is. De broederschap van de terreur draait uit op het tegendeel van haar ideaal. Dit is een opmerking van Lefort, lezen we in een noot. Van Klossowski komt de notie dat De Sade de illusie van de revolutie het scherpst heeft doorzien, nota bene iemand die ver afstaat van welwillendheid en respect. Van Loose zelf komt de aanval op de populisten: ‘Medewetgever zijn is […] niet hetzelfde als gelijk krijgen en op mijn persoonlijke wensen worden bediend.’

Remco Ekkers

Donald Loose – Over vriendschap, De praktische filosofie van Kant. Vantilt, Nijmegen. 302 blz. € 23,50.