Een afstand die ik nooit kan afleggen

Er kleeft iets ongemakkelijks aan het schrijven van een recensie over Ook mijn Holocaust van Maurits de Bruijn en dat ongemak begint bij de titel waarin een claim gelegd wordt door de 35-jarige schrijver. De Bruijn schreef eerder twee romans waarbij de zoektocht naar de eigen identiteit nadrukkelijk in aan de orde komt. In Broer, over een broer die spoorloos verdwijnt, is die zoektocht nogal autobiografisch en dat komt deels terug in Ook mijn Holocaust waar geen ‘roman’ meer op staat.

De Bruijn komt er pas tijdens een reis met zijn vader door Israël achter dat hij Joods is. In een bus legt een reisgenote hem uit dat hij Joods is omdat zijn moeder ook Joods is. Met die openbaring wordt hij direct onderdeel van een veel grotere geschiedenis. In het museum Yad Vashem dringt die verbinding in alle hevigheid tot hem door. Hij beseft dat hij daar staat omdat zijn moeder een overlevende is. Zijn moeder werd als baby aan de buurvrouw gegeven. Terwijl haar ouders naar Sobibor getransporteerd werden en daar vermoord werden, werd zij opgevoed door wildvreemde mensen die haar, als er visite kwam, verstopten in een la.

Die eerste jaren van mijn moeder – ontkomen, gevlucht, ondergedoken, verstopt, het nieuws dat haar ouders niet haar ouders waren maar dat die eigenlijke ouders waren vermoord, de discriminatie die haar in het dorp trof – het behoort allemaal toe aan een afstand die ik nooit kan afleggen.
En toch trilt die reis in mij voort, leg ik ‘m elke dag af. De deportatie van mijn grootouders en de vlucht van mijn moeder leven in mij voort op elk moment dat ik angstig ben, elke keer dat iemand me vraagt waar ik vandaan kom, elke dag waarop ik hummus of latkes probeer te maken, iedere vrijdagmiddag waarop de moslims in mijn buurt me eraan herinneren dat ergens de sabbat wordt ingeluid, iedere keer dat ik in mijn spiegel mijn neus bewonder, elke nacht dat ik wakker lig, met ieder boek van een Joodse schrijver dat ik in de loop der jaren tot me heb genomen, iedere keer dat ik naar mijn geboortedorp afreis om in mijn ouderlijk huis te slapen zodat mijn moeder niet alleen is.

Deze drie zinnen geven de kern weer van Ook mijn Holocaust en illustreren tegelijkertijd mijn ongemak als lezer. Mijn sympathie ligt bij de schrijver die de oorlogsgeschiedenis van zijn moeder en haar familie probeert te beschrijven en die soms schrijnend is en soms tragikomisch (van de NS krijgt ze nog geld omdat die haar ouders naar het kamp hebben vervoerd en daar kan Maurits toch een mooie bank van kopen). Mijn ongemak zit in het tweede deel van het bovenstaand citaat, waarin de schrijver zichzelf centraal stelt. Volgens mij was het boek sterker geweest als hij dat niet nadrukkelijk had gedaan, niet expliciet had gemaakt waarom het ook zijn Holocaust is. Een goede lezer voelt dat wel aan, zonder dat hij erop gewezen wordt. Ik snap dat het leed van de tweede (en derde) generatie oorlogsslachtoffers altijd wegvalt tegen de generatie die echt iets heeft meegemaakt in de oorlog, en dat dat juist het thema van dit boek is, en toch vind ik dat de balans zoek is. Misschien komt het door mijn eigen leeftijd, twintig jaar ouder dan De Bruijn, en omdat ik behoor tot een generatie die anders sprak over de Tweede Wereldoorlog van en met hun ouders.

Daarnaast is Ook mijn Holocaust met een bloedgang op de markt gebracht, het laatste stuk is geschreven op 14 maart en dat merk je. De ordenende structuur (de reis naar Israël en de herinneringen eraan en de aantekeningen erover) wordt niet helemaal doorgezet. De laatste hoofdstukken, al geschreven in coronatijd, kennen nogal wat herhalingen en De Bruijn gaat zelfs in op de genetische erfelijkheid van trauma’s.

Bij kinderen en kleinkinderen van Holocaustslachtoffers kunnen paniekaanvallen, stress- en angstklachten optreden, ook tachtig jaar na het het begin van de Tweede Wereldoorlog. Vooral de stress die de eerste generatie tijdens de vroege jaren heeft opgelopen, kan leiden tot traumatisering van de tweede generatie.

Ik weet niet hoe wetenschappelijk dat allemaal onderbouwd is. Misschien verlang ik eerder naar een goede roman van Maurits de Bruijn hierover, een roman waarin de verteller niet voor het vertelde gaat staan.

Coen Peppelenbos

Maurits de Bruijn – Ook mijn Holocaust. Das Mag, Amsterdam. 224 blz. € 22,50.