In een luxe schijnwereld

Wat mij betreft is Emily St. John Mandel een van meest talentvolle Noord-Amerikaanse schrijfsters van deze generatie. Net als schrijfsters Jennifer Egan, Claire Vaye Watkins en Emma Cline is St. John Mandel er een die mijn hart sneller doet kloppen wanneer er een nieuw (vertaald) boek verschijnt. Station Elf was ruim vijf jaar geleden zo’n boek: een toekomstroman met in de hoofdrol een dodelijk griepvirus (!). St. John Mandels vijfde (en derde in vertaling) roman is er ook zo een: Het glazen hotel is namelijk een erg goed geschreven roman.

St. John Mandel blijft echter in Het glazen hotel dichter bij de realiteit, althans dichter bij de tijd waarin wij leven. De roman zwiert kris kras door de jaren heen, te beginnen in de midden jaren negentig. Vincent Smith is dan een pubermeisje dat op een zeer afgelegen plek woont: op Vancouver Island, in een gehucht dat alleen maar per veerboot bereikbaar is. Haar oudere halfbroer Paul is er getuige van als de baldadige Vincent met zuurhoudende verf een tekst op het raam van haar school schrijft. Tien jaar later is Paul een gesjeesde student met een aantal bezoeken aan de ontwenningskliniek achter de rug en werkt hij samen met Vincent in een super-de-luxe hotel dat gebouwd is op diezelfde desolate plek: Caiette op Vancouver Island. Op een avond in het voorjaar van 2005 gebeurt er dit:

‘Slik glas en stik erin.’ Met zuurhoudende stift gekladde woorden op de glazen pui van Hotel Caiette. Onder verschillende letters een spoor van uitgelopen wit.

Het vijfsterrenhotel is eigendom van de extreem rijke Jonathan Alkaitis, een bijna zestigjarige selfmade man die op Wall Street zijn geld verdient als beleggingsadviseur. Hij bezoekt zijn hotel regelmatig en raakt vooral geïnteresseerd in de knappe, meer dan dertig jaar jongere Vincent. Alkaitis introduceert haar in zijn ‘koninkrijk van het geld’ en laat haar bij zich intrekken.

Haar overeenkomst met Jonathan hield, zoals zij het begreep, in dat ze altijd beschikbaar moest zijn als hij dat wilde, binnen en buiten de slaapkamer, en te allen tijde elegant en onberispelijk was.

Vincents luxe leventje met Alkaitis is echter niet van lange duur: eind 2008 wordt hij gearresteerd. St. John Mandel speelt een ingenieus spel met de lezer, laverend door de tijd licht ze telkens een tipje van de sluier op die de wereld van Alkaitis omgeeft. Anderzijds beschrijft zij ook Alkaitis’ ervaringen in de gevangenis. Om te overleven creëert hij een fantasiewereld, alsof hij nog steeds in luxe baadt. En zo heeft ook Vincent, als in een droomwereld, haar tijd in het koninkrijk van het geld beleefd. De schrijfster laat haar personages veelal net naast de werkelijkheid bestaan; een soort van metafysica, zonder een spoor van kitscherig magisch-realisme. Heel subtiel. En heel knap gedaan. Voor elk cruciaal personage – dat zijn er zo’n stuk of vijf – heeft St. John Mandel een soort van parallelle wereld gecreëerd die elkaar ook soms weer in een klein hoekje overlapt. Zo ontstaat er een ragfijne structuur, ondanks of misschien wel dankzij de tijdsprongen en de subtiel imaginaire werelden, waardoor de plot zich onopgemerkt ontvouwt. Eenmaal op dat punt aanbeland blijkt alles – alle werelden, echt en niet van echt te onderscheiden – als een schitterend ongeluk in elkaar te grijpen. Ik zou zeggen: met Het glazen hotel heeft Emily St. John Mandel een bijna perfecte roman geschreven.

Wiebren Rijkeboer

Emily St. John Mandel – Het glazen hotel. Vertaald door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap. Atlas Contact, Amsterdam. 324 blz. € 22,99.