Breyten Breytenbach, dichter achter dichte deuren

Zouden dichter-schrijvers ander proza schrijven dan schrijver-schrijvers?

Ik heb het niet over Ander Proza, want dat is iets heel anders, zoals het woord al zegt, en meestal onleesbaar.

Tijdens het lezen van Een seizoen in het paradijs van Breyten Breytenbach voelde ik me telkens verrast door zijn oorspronkelijke manier van schrijven. Hij formuleert, lijkt het, spelenderwijs, uit de losse pols, wat hij op blz. 64 ook toegeeft:

Uiteraard zullen sommige aantekeningen schetsmatig zijn, hier en daar een greep, zonder er echt vat op te krijgen. […] Maar ik schrijf nu vooral om niet te vergeten. U bent gewaarschuwd – dit is een notitieboek. Als u het vlees hebt, breng ik de benen.

Inderdaad is Een seizoen in het paradijs (dat als ondertitel heeft: ‘Dagverhaal, nachttaal. Binnenreis, geschreven met gesloten ogen’) een notitieboek, een dagboek. Breytenbach schreef het tijdens de reis die hij in 1973 met zijn vrouw Yolande maakte naar zijn geboorteland Zuid-Afrika. Het gevolg is dat er ook wel eens minder boeiende passages in staan, maar over het algemeen stijgt het relaas van Breytenbach ver boven het traditionele reisverhaal uit. Dat zijn uitgever op de achterflap spreekt van een autobiografische roman, lijkt niet helemaal, ten onrechte, of liever:
lijkt helemaal niet ten onrechte.

Om het autobiografische element – dat immers niet los van de politiek beschouwd kan worden – nog even te laten rusten, eerst nog enkele woorden over de taal van Breytenbach. Ik moest telkens denken aan de taal van Leo Vroman, vandaar de vraag die ik in het begin van dit stukje opwierp. Om maar een klein voorbeeld te noemen: Breytenbach schrijft (blz. 73): ‘… maar waar vroeger bij Kraaifontein een paar huisjes groeiden…’ (curs. FvD), Vroman schrijft, in De adem van Mars (vijfde druk 1975, blz. 118): ‘Toen wij het huisje vonden zat het rustig op een berm […] (curs.FvD).

Het is maar een voorbeeld uit de zeer vele die ik zou kunnen aandragen. Dat iemand een rond gaatje in de lucht kletst, wat Breytenbach op blz. 60 Kêkê laat doen, is een typisch Vromansiaanse beeldspraak.

Let wel, ik beschuldig hier niemand van plagiaat. Ik denk dat zó schrijven te maken heeft met hoe je kijkt. Het lijkt me het intrappen van een open deur om er op te wijzen dat dichters (o, wat is het gevaarlijk om te generaliseren) anders kijken dan de gemiddelde medemens, en helemaal als ze behalve dichter ook nog beeldend kunstenaar zijn.

Zowel Leo Vroman, dichter, schrijver, beeldend kunstenaar (hij is pas aan literatuur gaan doen toen hij al lang tekende), als Breytenbach, dichter, schrijver, beeldend kunstenaar (hij is pas aan literatuur gaan doen toen hij al lang schilderde), beschikt over een krachtig beeldend vermogen, waardoor hun poëzie zeer oorspronkelijk is. En, zoals ik heb aangetoond, heeft hun proza er eveneens profijt van. Hun proza is gedurfd, maar elastisch, hun den zijn treffend.

Verder gaat iedere vergelijking tussen Vroman en Breytenbach mank. Dat ze, althans toen Breytenbach dit boek schreef, geen van beiden in hun geboorteland woonden, lijkt op het eerste gezicht;een bijkomstigbeid.

Breyten Breytenbach was, toen hij in ’73 voet op Zuid-Afrikaanse bodem zette (hij had een visum voor drie maanden, een seizoen), ruim twaalf jaar niet in zijn geboorteland geweest Hij mocht niet in Zuid-Afrika wonen omdat hij was getrouwd met een Vietnamese vrouw, een niet-blanke dus. De ‘immoraliteitswet’ verbiedt huwelijken en seksuele omgang tussen mensen van verschillend ras. De dichter en zijn vrouw woonden in ballingschap in Parijs.

Het spreekt vanzelf dat het weerzien met het vaderland een ontroerende ervaring was. Niet alleen maakte Breytenbach een tocht langs familie, vrienden, oude bekenden, ook maakte hij een reis in zijn eigen verleden. Van verstilde schoonheid zijn de anekdoten vol heimwee.

Voor Breytenbach is Zuid-Afrika het mooiste land van de wereld, en getuigt van een bitter cynisme dat juist dit land hem niet mot, dat juist dit land wordt geregeerd door een autoritair regime dat erop gericht is het land slegs vir blankes te behouden. Wie het er niet mee eens is, kan ophoepelen. We spreken nog steeds 1973.

Twee jaar later bevond Breyten Breytenbach zich illegaal op Zuid-Afrikaanse bodem. Hij werd prompt gearresteerd en zit nu al vijf jaar gevangen in
het land dat hij zo lief heeft. Een seizoen in het paradijs (waarvan, pas in 1977 een gekuiste versie in Zuid-Afrika mocht verschijnen) is behalve een aanklacht ook een liefdesverklaring.

De nog steeds actuele gevangenschap van de dichter maakt dit tot een schrijnende leeservaring. Los van deze ‘meerwaarde’ (wat ook al cynisch klinkt) is Een seizoen in het paradijs ëen groot boek door de volkomen beheerste manier waarop Breytenbach in prachtig proza zijn sentimental journey beschrijft.

Frank van Dijl

Breyten Breytenbach – Een seizoen in het paradijs. Meulenhoff.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 7 november 1980.
Breyten Breytenbach (1939) werd in 1982 vervroegd vrijgelaten dankzij diplomatieke bemiddeling van Frankrijk. Lees hier het interview met Breytenbach dat op 19 januari 1983, een maand na zijn vrijlating, in Het Vrije Volk stond.
In onderstaand verhaal, uit Het Vrije Volk van 13 augustus 1977, naar aanleiding van het verschijnen van de bundel Met andere woorden, worden de omstandigheden van Breytenbachs arrestatie en gevangenschap geschetst.

 

Slagspreuke in ‘n karmosijn urine

Het Is heel verleidelijk om een verhaal over de Zuid-Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach (38) te beginnen met het in extenso citeren van zijn ‘Brief uit die vreemde aan slagter’, waaraan bovenstaande kop ontleend is. Het gedicht, dat werd opgenomen in de bundel Skryt (1972), is opgedragen aan de premier van Zuid-Afrika, John Balthazar Vorster, ‘jy slagter, jy wat belast is met die veiligheid van die staat’, en vijf jaar na dato nog verrassend actueel.

Hoe ontroerend het in eerste instantie ook was, het is nu, nu Breytenbach zelf als slachtoffer van het blanke minderheidsregime negen jaar in de gevangenis uitzit (hij werd in ’75 veroordeeld wegens overtreding van de wet tegen het terrorisme), van een aangrijpendheid die de lezer de strot dichtknijpt en hem kippevel op de rug bezorgt.

Net als alle andere verzen die Breytenbach tussen 1970 en 1975 schreef, is ‘Brief uit die vreemde aan slagter’ opgenomen in het tweede deel van zijn verzamelde gedichten. Eerder verscheen bij Meulenhoff Het huis van de dove (gedichten van 1964 tot 1969). Met andere woorden is daar het vervolg op. Het bijna vierhonderd pagina’s tellende boek bevat onder meer de in Zuid-Afrika fel omstreden bundel Skryt.

Deze werd in 1975, twee maanden voordat Breytenbach door de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie werd gearresteerd, In Zuid-Afrika op de.lijst van
verboden werken. geplaatst. Skryt was drie jaar eerder al in Nederland gepubliceerd. Een klein deel van de oplage had het geboorteland van de dichter bereikt.

Het door de censuurraad uitgevaardigde verbod was het eerste teken dat erop wees dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten alles in het werk zouden stellen om Breyten Breytenbach, die in ivrijwillige ballingschap in Patrijs leefde – door zijn huwelijk met een Vietnamese kon hij niet in zijn eigen land wonen – en geen gelegenheid voorbij liet gaan om kritiek op het minderheidsregime in Zuid-Afrika te spuien, klein te krijgen.

Ze kregen de kans van hun leven om dat voornemen bijna letterlijk in praktijk te brengen toen Breytenbach in augustus 1975 een bezoek bracht aan
Zuid-Afrika. Hoewel hij het land vrijelijk kon binnenkomen en verlaten, maakte hij gebruik van een vervalst paspoort dat op naam stond van Christiaan Galaska. De minister van Justitie, James Kruger, zei later dat de dichter zich had uitgegeven voor een Fransman, Engels met een zwaar accent sprak en gedaan had alsof hij geen Afrikaans begreep. Op 19 augustus werd hij gearresteerd.

In de Zuid-Afrikaanse pers werd Breytenbach, die ook in eigen land vele malen was bekroond, ineens afgeschilderd als ‘een ondergrondse terrorist’. De arrestatie veroorzaakte zowel in als buiten Zuid-Afrika grote beroering. In Nederland vroegen kunstenaars, politici, wetenschappers en journalisten aan de regering en de Eerste en Tweede Kamer vlak na het bekend worden van het nieuws (pas een week na de aanhouding werd deze wereldkundig gemaakt) er bij de Zuid-Afrikaanse regering op aan te dringen dat Breytenbach onmiddellijk in vrijheid zou worden gesteld.

Ze schreven:

Voor ons geldt Breyten Breytenbach als een werkelijke vertegenwoordiger van de Zuid-Afrikaanse cultuur. Hij heeft intussen ook een belangrijke bijdrage geleverd aan de Nederlandse letterkunde. Zijn regelmatige deelname aan Poetry International in Rotterdam heeft hem onder zijn vele collega’s uit de gehele wereld groot aanzien verschaft.’

Ondanks alle protesten volgde in novembër het proces-Breytenbach dat, zo beloofden de kranten, zeer.sensationeel zou worden. The Sunday Times  in Johannesburg maakte al op voorhand vergelijkingen met de processen tegen Nelson Mandela en Bram Fischer die in 1964 op gelijksoortige beschuldigingen tot levenslang waren veroordeeld.

Omdat de rechtbank een van de belangrijkste tenlasteleggingen, ‘deelneming aan een communistische samenzwering’, liet vallen, kwam de straf voor Brey’tehbachs vermeende activiteiten tegen de apartheid lager uit, hoewel: negen jaar is ook niet niks en gezien de oorspronkelijke aanleiding van zijn arrestatie (reizen met vals paspoort) aan de forse kant.

Voor de buitenwereld was er alle reden om het proces met een korreltje zout te nemen. Breytenbach bekende al in het begin schuldig te zijn aan overtredingen van de wet tegen het terrorisme en op de laatste procesdag las hij een lange, persoonlijke, verklaring voor waarin hij zijn excuses aanbood voor zijn daden, zoals hijzelf zei:

De belachelijke en stomme dingen die ik heb gedaan. […] lk wens met name mijn verontschuldiging aan te bieden aan de premier voor een beledigend gedicht dat aan hem was gericht. Dat was en is niet te rechtvaardigen, het spijt me.

sprak de dichter deemoedig, doelend op ‘Brief uit die vreemde aan slagter’.,

Deze opmerkelijke houding van de eerst zo opstandige dichter was aanleiding om te veronderstellen dat hij onder zware druk stond. Met hem waren elf andere Zuidafrikanen gearresteerd: door alle schuld op zich te nemen zou Breytenbach hun invrijheidstelling kunnen bespoedigen. Morele chantage dus. Ook werd de mogelijkheid dat hij werd gedrogeerd werd niet uitgesloten.

Hoe absurd de rechtsgang in Zuid-Afrika is, bleek in juni dit jaar [1977], toen Breytenbach opnieuw voor de rechter moest verschijnen wegens een. geplande samenzwering. Hij zou een cipier hebben overgehaald om hem te helpen ontsnappen in ruil voor een opleiding in de Sovjet-Unie. De
twintigjarige gevangenbewaker Pieter Groenewald getuigde vijf uur lang tegen de dichter, die desondanks op 15 juli werd vrijgesproken. Wel kreeg hij een boete wegens het illegaal ontvangen en versturen van brieven.

Intussen bracht de semi-overheidsuitgeverij Perskor, bij wie Breytenbach als vrij man nooit van zijn leven zijn werk zou onderbrengen, een bundel in de gevangenis geschreven gedichten uit onder de titel Voetskrif. Als toppunt van repressieve tolerantie mag gelden dat deze bundel in februari 1977 werd bekroond met de literaire prijs van het Perskor-concern. Brëytenbach-kenner Adriaan van Dis schreef in de Poetry International-bijlage van Het Vrije Volk:

Een voor Zuid-Afrikaanse progressieven zeer compromitterende prijs, die Breytenbach in vrijheid zeer  zeker zou hebben geweigerd.

Voetskrif, waarvan de dichter nooit een drukproef of exemplaar heeft gezien, was opgedragen, aan Yolande Breytenbach, die haar man in de twee
jaar. die zijn gevangenschap nu duurt nog maar twee keer heeft mogen bezoeken, en aan kolonel Broodryk die Breytenbach op 19 augustus 1975. arresteerde. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Breyten Breytenbach hiervan afweet. Zo hij er al van op de hoogte is, zal hij er zeker geen goedkeuring aan gehecht hebben.

Hij moet nog zeven jaar zitten. Pas in 1984 is Breyten Breytenbach weer een vrij man, als de Zuidafrikaanse regering tenminste geen foefjes verzint
om hem alsnog levenslang achter de tralies te zetten. Hoe verrot Zuid-Afrika met zijn apartheid is, we lezen het dagelijks in de krant. Breyten Breytenbach ondervindt het aan den lijve, juist omdat hij wilde aantonen hoe verrot zijn land is, omdat hij wilde dat het beter werd.

Het is heel verleidelijk om dit verhaal te beëindigen met het in extenso citeren van zijn ‘Die beloofde land, ook uit Skryt. Of: ‘Balling, verteenwoordiger’. Of: ‘Vlerkbrand’. Maar poëzie komt in een krant nu eenmaal minder goed tot zijn recht. Daarom wordt de belangstellende lezer die begaan is met het lot van Breyten Breytenbach en alle andere politieke gevangenen in Zuid-Afrika en in de wereld, bij deze verwezen naar de boekhandel.

Frank van Dijl

Breyten Breytenbach – Met andere ‘woorden. Meulenhoff.

Eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk, 13 augustus 1977.