Teruggevonden bourgeoisklucht Françoise Sagan

Als schrijver miljoenen boeken verkopen, wereldwijd vertaald worden, maar toch na enkele decennia bijna onvindbaar zijn. Het overkwam Françoise Sagan (pseudoniem van Françoise Quoirez 1935-2004), die in 1954 als achttienjarige ‘literaire rebel’ indrukwekkend debuteerde met Bonjour tristesse en ook daarna veelvuldig van zich liet horen. In 2019, vijftien jaar na haar dood, ontdekte haar zoon, Denis Westhoff, die zich eerder al met succes had ingespannen om het oeuvre van zijn moeder heruitgebracht te krijgen, het onvoltooide en ongedateerde manuscript van De hoeken van het hart. Deze kleine roman is nu, samen met een heruitgave van Bonjour tristesse, bij Meulenhoff in het Nederlands verschenen. Een ‘terugkeer’, die de jarenlange bijna-onzichtbaarheid van Sagan onvoorstelbaar maakt.

Het gebeurt vrijwel nooit: een oorspronkelijk Franse titel bij een in het Nederlands vertaald boek, maar Bonjour tristesse zou onherkenbaar zijn geworden met een Nederlandse benaming. Het gaat dan ook om een waar cultboek uit de jaren vijftig, waarover iedereen die kon lezen indertijd wel een mening had. Het schetst het gemakkelijke, zonbeschenen leventje van een zeventienjarig meisje en haar vader, leden van de beau monde aan de Franse Rivièra, die kunnen doen en laten wat ze willen. Met nadruk op de in die jaren nog allerminst gemakkelijk bespreekbare vrije liefde.

Ook in haar andere werk spelen het geprivilegieerde bestaan van de rijken met hun grote huizen, snelle wagens, feesten, seks en drank een hoofdrol. In het teruggevonden manuscript, zorgvuldig geredigeerd en waar nodig aangevuld door Westhoff zelf, is dat niet anders. We maken kennis met Ludovic Cresson, die na een zwaar auto-ongeluk weer thuis komt in het omvangrijke familielandhuis La Cressonade na een jaren durend verblijf in uiteenlopende dure klinieken, waar hij, versuft door (onnodige) medicatie, tot niets in staat was. Zijn kille echtgenote Marie-Laure, in vrijwel niets anders geïnteresseerd dan in haar eigen luxe leventje, stelde zich in die periode alvast op als weduwe, om zo haar kansen op een nieuw bestaan te vergroten.

Voor haar was zijn terugkeer een ramp. Als weduwe was ze bewonderenswaardig geweest, maar om nu ‘de vrouw van een debiel’ te zijn, zoals ze het graag in bijzijn van haar intimi formuleerde (degenen die heel openlijk hun sociale leven met elkaar deelden), was wat anders. Marie-Laure begon dus een hekel te krijgen aan die jongen, die ze tot dan toe had verdragen en zelfs enigszins had liefgehad.

Ludovics vader Henri, rijk, arrogant en ook al vooral begaan met zijn eigenbelang, dus afkerig van welke verplichting dan ook, hoort op een dag hoe zijn schoondochter zijn zoon bot afwijst. Ze heeft geen zin meer in de man, die door haar al dood, op zijn minst gek, verklaard is. Het is het begin van een opeenstapeling van kluchtige verwikkelingen, waarin Sagan, zelf afkomstig uit zo’n bourgeoismilieu, met sardonisch plezier haar eigen wereldje de maat neemt. Met name de goed uitziende Fanny, de moeder van Marie-Laure, blijkt in staat de toch al onrustige verhoudingen in het met kitschvoorwerpen volgestouwde landhuis, verder te verhitten.

Françoise Sagan, die zelf ooit ernstig gewond raakte bij een zwaar auto-ongeluk, put ook in deze roman rijkelijk uit haar persoonlijke ervaringen, voorziet het gedrag van de welgestelde familieleden van spitsvondige, ironische, zelfs ietwat cynische terzijdes en schrikt ook niet terug voor wat bedekte maatschappijkritiek. Maar haar stijl, opgebouwd uit vaak lange, samengestelde zinnen, die van de lezer vergen bij de les te blijven, is steeds lichtvoetig en monter. De pasteltinten van Sagans tijd, de kenmerkende kapsels en tijdgebonden mode, kun je er gemakkelijk bij denken, ondersteund door talrijke sfeerbepalende details:

Ze droeg een beeldschone, lichtpaarse linnen jurk en om haar hals een heel mooi sieraad van donkerder malachiet, dat de kleur van haar ogen accentueerde. Ze liep op gevlochten strosandalen, waardoor ze er eerder uitzag als een meisje dan als een jonge vrouw.

Wat je vooral bijblijft van dit spreekwoordelijke zomerboek is het luimige karakter, waarbij iedereen permanent bezig is zijn eigen positie en handelen te rechtvaardigen, om zich zo sterker te voelen in de onderlinge strijd om geld, genot en aanzien. Niemand is wie hij of zij lijkt. De kringen zoals Sagan die schetst in al haar werk en ook in De hoeken van het hart, bestaan in onze eenentwintigste eeuw niet meer op deze manier, maar geprivilegieerden zijn er natuurlijk nog volop, net als de bij hun manier van leven horende vileine mechanismen, wat er voor zorgt dat deze roman allerminst verouderd aanvoelt.

André Keikes

Françoise Sagan – De hoeken van het hart. Met een inleiding van Sagans zoon Denis Westhoff, vertaald door Saskia Taggenbrock en Martine Woudt. Meulenhoff, Amsterdam. 214 blz. € 20.