Een achtbaan van emoties, drama en intriges, precies zoals het hoort

Met weinig bombarie vernamen Nederlandse stripliefhebbers onlangs dat er een nieuw stripblad op de markt komt. Altijd goed nieuws, sympathiek bovendien als het wordt aangekondigd als een stripblad voor de jeugd. In een sterk vergrijzend en met sprongen ouder wordend striplandschap is iedere stimulans om de aanwas van onderaf te bevorderen welkom. Jump, het blad in kwestie, bedient de jeugd van 7 tot 12 jaar, dat globaal samenvalt met de jonge lezersgroep van Donald Duck en – voor de volledigheid – van outsiderstripblad Brul.

Voor wie naar de middelbare school gaat en strips wil blijven lezen, is er niets. Er zijn geen stripbladen voor jongeren van 13 tot 17, behalve de Tina voor meisjes. Na de Donald Duck moeten ze de sprong maar nemen naar de Eppo, die gericht is op veertigplussers – zeg maar de generatie die in de jaren tachtig de Eppo als pubers lazen. Nederlandstalige manga is er niet of nauwelijks. Geïnteresseerde jongeren moeten wachten tot ze de Engelstalige uitgaven kunnen lezen, en zelfs dan blijft begrijpend lezen een behoorlijke inspanning – niet bevorderlijk voor iets wat ontspannend hoort te zijn, en tot je twaalfde altijd was. De enkeling die verder kijkt in het eigen taalgebied, mag aanhaken bij de oude garde stripliefhebbers die zich steeds meer verliest in de zoveelste westernserie met een vrouw in de hoofdrol, iets met straaljagers of een sf-epos dat zich vreugdeloos in alle zevenentwintig windrichtingen beweegt.

In landen als Duitsland en Frankrijk zien we dat de mangaverkopen in de leeftijdscategorie 12-17 jaar enorm is. In Frankrijk bestaat meer dan veertig procent van alle stripverkopen uit manga, gekocht door jongeren. In Duitsland is de opmars van manga enorm. In beide landen verschijnen de reeksen in de landstaal, wat voor een klein taalgebied als het Nederlandse niet haalbaar is gebleken. Maar wat in Nederland voor manga geldt, geldt voor letterlijk alle strips voor 13 tot 17 jaar: ook Engelstalige young adult comics worden genegeerd, evenals de Nederlandse stripmakers die zich richten op de YA-markt, zoals Coco Ouwerkerk, Renee Rienties en Marissa Delbressine. Hun werk wordt vaak meteen in het Engels gemaakt en uitgegeven, omdat hun markt vooral niet Nederlandstalig lijkt te zijn.

Als het dan toch gebeurt (zoals een poos geleden met een vertaling van het heel goede Giant Days) dan wordt het zo plompverloren in de markt gedonderd dat geen jongere er weet van heeft – en het daardoor in dat geval blijft steken bij het eerste deel. Een makkelijk verkrijgbaar stripblad met een goede mix van manga, Amerikaanse strips als Giant Days, Avatar en Lumberjanes en strips van eigen bodem zou deuren kunnen openen en nieuwe lezers kunnen bereiken en vasthouden, maar het lijkt alsof consumenten van 13 tot 17 niet interessant zijn. Daarin zouden Nederlandse jongeren dan ineens heel anders zijn dan hun Franse, Duitse, Spaanse en Amerikaanse leeftijdsgenoten. Je vermoedt dat hier in het geniep heel veel onderzoek naar is gedaan, maar zeker weten doen we het niet.

Het spijtige is dat de strips die gemaakt worden voor de middelbaarscholierendoelgroep juist zo perfect bij hun persoonlijke leefwereld aansluiten: de onderwerpen zijn zaken waarmee de pubers te maken hebben, zoals vriendschap, persoonlijke ontwikkeling en relaties. De strips verhouden zich echt met de lezers – veel meer dan de strips voor volwassenen bijvoorbeeld, zeker als je kijkt naar de klassieke avonturenverhalen met piraten, cowboys, racewagens en ruimteschepen, dat ongeveer 75% van het complete aanbod vertegenwoordigt.

Neem het onlangs verschenen One Year at Ellsmere van de Canadese stripmaker Faith Erin Hicks, die op het omslag wordt opgevoerd als New York Times-Bestselling Artist. De veertienjarige Juniper heeft een beurs gekregen voor een jaar op de prestigieuze Ellsmere Academy. Al gauw merkt ze dat het leven op de campus niet over rozen gaat, vooral niet nadat ze pestkop Emily op haar nummer heeft gezet. Juniper en haar roommate Cassie proberen de pesterijen te negeren, maar er is geen ontkomen aan.

De strip is een achtbaan van emoties, drama en intriges, precies zoals het hoort. Hicks tekent vlot en het verhaal leest als een trein. Het gaat zelfs zo snel en vloeiend dat de 166 pagina’s eigenlijk te weinig zijn: de ontknoping, met een vleugje magie, is nogal plotseling en rondt het verhaal razendsnel af. Het voelt als het eerste gedeelte van iets veel groters en vooral iets wat niet te lang op zich moet laten wachten. Dat laatste aspect is typisch voor een strip voor deze leeftijd: het heeft iets consumptiefs, iets waar je snel meer van wil lezen, precies waaraan manga zo nadrukkelijk appelleert.

Zou een dertienjarige van hier uit de voeten kunnen met One Year at Ellsmere? In grote lijnen wel, al zitten er hier en daar wat scherpe opmerkingen tussendoor die misschien gemist gaan worden, evenals subtiele ironie – die dan moet worden afgeleid uit de gezichtsuitdrukkingen en houdingen. Het blijft lastig, al zal de positieve geest opmerken dat de jongere die iets boven zijn of haar macht leest de grootste stappen zet. In termen van thema, plot en personages is het een helder en rechtlijnig verhaal, dat goed in elkaar steekt.

Mooier zou zijn als een strip als dit lekker kan worden gelezen zonder omhaal of Google Translate. Het is jammer dat Nederlandse jongeren stripverhalen niet op dezelfde manier kunnen beleven als hun leeftijdsgenoten in andere landen. Dat klinkt dramatisch, maar het verwaarlozen van een zo belangrijke leesgroep zie je terug in de demografie van de Nederlandse striplezer. Er is een flink gat tussen jonge kinderen en volwassenen, dat maar niet wordt overbrugd. In dat opzicht is de naam Jump voor een jeugdblad logisch: bereid je maar vast voor, want als het je bevalt moet je een grote sprong maken. Het is de enige manier om strips te kunnen blijven lezen.

Stefan Nieuwenhuis

Faith Erin Hicks – One Year at Ellsmere. First Second. 166 blz. € 13,80.