De weemoedige geschiedenissen van Midden-Europa

Het herdrukken van een boek kan gebeuren uit economische noodzaak: er is veel vraag naar en de voorraad raakt op. Om de gestage inkomstenstroom van de uitgever op peil te houden, wordt het werk tijdig in herdruk genomen. Maar het kan ook een kwestie van beschaving zijn: hoewel er niet bepaald veel vraag naar is, moet het werk gewoon beschikbaar blijven. Eigenlijk behoort iedere goede boekhandel een exemplaar in de kast te hebben dat onmiddellijk vervangen kan worden als het onverhoeds toch een koper weet te vinden. Zo’n boek is het alweer 34 jaar oude Donau van de Italiaanse schrijver en publiek intellectueel Claudio Magris. De schrijver volgt hierin niet alleen ruim 400 bladzijden lang de loop van een rivier, maar hij geeft het gestaag stromende water ook zijn historische, politieke, culturele en literaire betekenis. En hij doet dat bovendien in prachtige meanderende zinnen die stuk voor stuk de loop van de rivier waardig zijn. Onlangs verscheen de zesde druk.

Het bijzondere van de beroemde Donau, die in zijn naam al doet denken aan de machtige Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie uit de negentiende eeuw, is dat het een stroom is zonder duidelijk begin of eind. De precieze plaats van de bron staat ter discussie, waarbij meteen de vraag naar voren komt of de voornaamste kandidaat, een drassige heuvel in het Zwarte Woud, niet gevoed wordt door een lekkende kraan even verderop. En wat als iemand hem toch dicht zou draaien? Lagen Linz, Wenen, Bratislava, Boedapest, Belgrado en al die andere historische plaatsen dan ineens langs een stoffige, droge bedding? En aan het andere uiteinde is het evenmin zeker welk water in die immense delta aan de Zwarte Zee nu precies de Donau toebehoort.

De Donau is vooral een rivier met geschiedenis, véél geschiedenis. En met zijn overvloedige, maar prettige eruditie weet rasverteller Magris de vele geschiedenissen van de rivier mooi en vooral ook beeldend over het voetlicht te krijgen. Zo pauzeren we in Wenen al lezend op plaatsen van en in verhalen over (uiteraard!) de frigide en androgyne, ongelukkige en onuitstaanbare keizerin Elisabeth – inderdaad, de cultheldin Sissy. Maar ook over het zeventienjarige baronesje Maria Vetsera, het geheime liefje van de dertien jaar oudere aartshertog Rudolf van Habsburg die samen in 1889 een eind aan hun leven maakten. Of over Berggasse 17, het woon- en werkadres van Sigmund Freud. Of over een ander wetenswaardig adres, Rembrandtstrasse 35:

Hier woonde Joseph Roth in 1913, toen hij net uit Galicië was gekomen en met zijn volledige naam, Moses Joseph Roth werd ingeschreven in het register van de Weense Universiteit. Het huis is grauw en staat in een vervallen buitenwijk; de trappen zijn donker, en op de sombere binnenplaats wringt zich een mismaakte boom schuin omhoog. Voor een bewoner van dit huis was het niet moeilijk zich te specialiseren in zwaarmoedigheid, het overheersende kenmerk van Wenen en Midden-Europa; een triestheid die doet denken aan kostscholen en kazernes, de triestheid van de symmetrie, van de vluchtigheid en de desillusie. In Wenen heb je de indruk dat je leeft en altijd hebt geleefd in het verleden dat in zijn kreukels ook de vreugde verbergt en beschermt. Het is het Lied van lieber Augustin, de drinkebroer en zwerver die altijd zijn laatste dag beleeft, die leeft in een nawoord dat telkens wordt verlengd, in de tussenfase tussen de zonsondergang en het definitieve einde, in het gerekte en uitgestelde afscheid. Deze pauze is het moment dat aan de vlucht is ontrukt en tot de bodem wordt genoten, de kunst van het leven op de rand van het niets alsof alles in orde is.

Zo’n straat dus. Het is door dit soort beschrijvingen dat ik het boek-zonder-plaatjes met gemak ‘geïllustreerd’ durf te noemen.

In Wenen komen we verder (onder vele anderen!) Ludwig Wittgenstein, Hugo von Hoffmannsthal, Robert Musil, Joseph Schumpeter en de halve Habsburgdynastie tegen. Even verderop, in Boedapest – volgens Magris de mooiste stad aan de Donau, mooier dan naaste concurrent Wenen, gaan we langs bij toneelschrijver Miroslav Krleža, fotograaf György Klösz, de oude filosoof György Lukács en natuurlijk bij de grote György Konrád, wiens boek Antipolitik vanwege de censuur niet in Hongarije mocht verschijnen.

Donau met als ondertitel Biografie van een rivier is in 1986 geschreven. Zodra de rivier Oostenrijk verlaat, verkeert Magris derhalve achter het IJzeren Gordijn, in communistisch Midden-Europa. Dat tekent natuurlijk de verhalen; zie bijvoorbeeld het verboden boek van Konrád. Dat zou het vermoeden van een achterhaalde werkelijkheid kunnen rechtvaardigen. Maar ten onrechte, want het boek is actueler dan ooit. Zo ziet Magris in het Joegoslavië van net na de dood van de charismatische president Tito het wankele evenwicht tussen de verschillende bevolkingsgroepen, en voorspelt hij het uiteenvallen van het land, terwijl hij het in dezelfde adem nogal paradoxaal als een laatste erfgenaam van de multiculturele Donaumonarchie ziet en als een mooi voorbeeld voor een verenigd Europa. De gezamenlijke geschiedenis en de grote overeenkomsten in cultuur en volksaard, overeenkomsten die groter zijn dan de vaak bewust uitvergrote verschillen, maken zo’n eenheid tot alles behalve een ongefundeerde utopie.

De onlangs overleden cultuurfilosoof George Steiner roemde ooit de koffiehuizen die van Bergen tot Napels en van Brugge tot Sofia de unieke Europese cultuur belichamen. Claudio Magris weet er in Donau, maar vooral ook in zijn latere werk nog wel meer goede voorbeelden naast te zetten. In 2011 ontving de auteur een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Leuven voor zijn ‘intellectuele, artistieke en politieke engagement voor Europa. Zijn interventies in het publieke debat over thema’s als solidariteit, diversiteit en laïciteit tonen aan dat literatuur een forum biedt voor reflectie, kritiek en dialoog’. Na lezing van Donau kan de lezer zich daar vast bij aansluiten.

Jan de Jong

Claudio Magris – Donau. Biografie van een rivier. Vertaald door Anton Haakman. De Bezige Bij, Amsterdam. 442 blz. € 29,99.