Ervaringen van een geletterde proletariër

Een roman waarvan de handeling gesitueerd is in industriële slachthuizen en fabriekshallen van de visverwerkende industrie? Dan moet je onmiddellijk denken aan Upton Sinclairs roman The Jungle (1906), over de industriële slachthuizen van Chicago. Sinclair schreef aanklacht-literatuur. Meestal is dat meer aanklacht dan literatuur, maar Sinclair slaagde er met The jungle in zowel literatuur van niveau te scheppen als de mens- en dieronterende praktijken aan de kaak te stellen die voorafgaan aan de biefstuk op je bord.

Joseph Ponthus verwerkte zijn ervaringen als uitzendkracht in de industriële abattoirs en visverwerkende fabrieken in Bretagne in zijn debuutroman Aan de lopende band. Is deze roman ook een aanklacht? Ponthus laat het trekken van zulke conclusies vrijwel geheel aan de lezer over: hij laat je deelachtig zijn aan zijn ervaringen, althans aan die van de vertellende ik, en aan fragmentarische gedachtegangen die in hem opdoemen tijdens het even zware als eentonige werk. Wat ook dichtregels of chansonteksten kunnen zijn die hij zich probeert te herinneren, van Apollinaire of van Charles Trenet bijvoorbeeld, om zich er voor even niet van bewust te hoeven zijn hoezeer de tijd vertraagt als je aan een lopende band staat te zwoegen.

Het zou kunnen dat Ponthus dit werk ging doen met het idee om er een boek over te schrijven, maar deze roman is niet vormgegeven naar het model van de kritisch-realistische reportage met participatie-journalistieke middelen. Wat weer niet wil zeggen dat Ponthus geen scherpe kritiek levert.

Aan de lopende band is opgebouwd uit korte, maar krachtige zinnen zonder interpunctie, soms van elkaar gescheiden door een witregel, soms in groepjes van drie, vier zinnen in korte alinea’s samengebracht, die ook door een witregel van elkaar gescheiden zijn. Het typografische paginabeeld is dat van een gedicht, maar dat is niet zozeer waar het Ponthus om lijkt te zijn gegaan. De korte zinnen en alinea’s én de typografische vormgeving zijn bedoeld om de cadans van de lopende band voelbaar te maken. Dat is goed gelukt.

Het werk is ruw en hard: met bevroren runderkarkassen sjouwen of langs rails duwen, ingewanden verwerken, duizenden kilo’s wulken in kookpotten scheppen en tonnen garnalen sorteren. De kou in de fabriekshallen trekt, hoe hard je ook werkt, in je lijf en verstijft je gewrichten. De stank laat zich nauwelijks van je lijf wassen. Steeds wisselende ploegendiensten veroorzaken slapeloosheid.

En toch is er ook het kleine geluk. Dat een plotseling herinnerde chansontekst kan bezorgen, of een mijmering over een geliefde. En soms is er proletarische trots. Op het gezamenlijk inlopen van productie-achterstand, veroorzaakt door de vorige ploeg. Of op een uur zwoegen dat twee betaalde uren vrijheid oplevert. Aan de lopende band is een krachtige roman en veel meer dan een blik in de hel van zware fabrieksarbeid aan de lopende band. Overigens is het mooi dat op de cover het logo van De Arbeiderspers prijkt.

Hans van der Heijde

Joseph Ponthus – Aan de lopende band. Vertaald door Floor Bosboom. De Arbeiderspers, Amsterdam. 264 blz. € 21,99.