Afstandelijke humor en spanning

De toon van de verteller van De tussenzus, Tommie, is opgewekt, maar je kunt beter zeggen laconiek. Hij beziet zijn situatie en de wereld met een zekere afstandelijkheid en dat leidt soms tot ironie en zelfs wel sarcasme. Hij verbergt zijn gevoelens. De schrijver, Vincent Kortmann, laat hem aan het slot huilen.

Tommie heeft zich toen hij achttien werd uit laten schrijven op school. Een diploma leek hem niet nodig. Omdat hij toch wat moet doen, werkt hij een aantal dagen per week voor een kringloopwinkel. De chauffeur van de wagen waarmee ze spullen ophalen, begrijpt niet dat Tommie zelf werkschoenen koopt en passende kleding. Hij krijgt een euro per uur. Tommie legt uit dat hij daar niet werkt voor het geld.

Tommies moeder was een bekende dichteres. Zij stierf toen haar zoon acht was. Misschien verdronk zij expres in de Waddenzee. Zijn vader is minister van justitie en heeft nooit tijd voor hem. Hij wordt ‘opgevoed’ door Franse au pairs. Het contact met zijn vader loopt grotendeels via zijn ‘personal assistent’. Vincent Kortmann geeft alle informatie geleidelijk en op een afwisselende wijze. Hij neemt de lezer mee, is zeer onderhoudend en geestig; met kritiek bijvoorbeeld op mensen die kunstgras in hun tuin hebben om niet te hoeven maaien. De setting van het verhaal is actueel, want hij beschrijft een tijd waarin meisjes onbekommerd jongens aftrekken en waarin je op het darkweb alles kunt zien en kopen.

Het boek begint na een proloog, waarin Tommie zich herinnert hoe hij in atheneum twee een spreekbeurt hield over zijn ouders. De opdracht was: houd een spreekbeurt over je zelf. De leraar gaf hem een zes omdat hij zich niet zou hebben gehouden aan de opdracht. Die leraar begreep niet dat de feiten over zijn ouders ‘alles’ duidelijk maakten over de zoon. Hij is emotioneel verwaarloosd.

In het eerste hoofdstuk – misschien kun je beter spreken van paragrafen, omdat de hoofdstukken zo kort zijn – vertelt Tommie over zijn ‘stiefzus’ Cleo. Zij is de dochter van de vrouw met wie Tommies vader een relatie had. Toen ze uit elkaar gingen, bleef Cleo in het huis van haar stiefvader om haar school af te maken. Zij, de tussenzus uit de titel, speelt met wapens en ophanging en is tamelijk agressief bezig met milieuzaken. Zij vindt dat de machthebbers en hun volgers de aarde vernielen. Cleo wil niet dat in haar kamer chemische schoonmaakmiddelen gebruikt worden en daarom slaat de schoonmaakhulp haar kamer over. ‘Wie zijn kamer milieuvriendelijk gereinigd wil hebben, moet zelf poetsen.’

In een volgende paragraaf vertelt Tommie hoe hij door zijn vroegere lerares Nederlands wordt gevraagd mee te schrijven aan een schooltoneelstuk. Hij moet zorgen voor ‘jongerentaal’. Uiteindelijk blijkt dat hij meer doet: het toneelstuk wordt een afrekening met zijn vader. Cleo speelt een belangrijke rol naast een beroepsacteur, die de regie van de leraar geschiedenis in feite overneemt. Dit alles leidt tot hilarische en spannende toestanden. Zal Cleo haar bomgordel, die ze via darkweb heeft besteld, werkelijk laten afgaan? Kortmann houdt de lezer in spanning.

De lerares Nederlands, die Tommie nu Mascha mag noemen, heeft een doctoraalscriptie over zijn moeder Katinka geschreven en ze wil nu promoveren op dat onderwerp, maar dan heeft ze meer gegevens nodig. Katinka is volgens Tommie de Janneke Brinkman van de literatuur geworden, met veel succes, maar niet in de literaire kritiek.

Via Tommie krijgt Mascha de beschikking over een koffer met gedichten, aantekeningen en briefjes, waaruit blijkt dat de dichteres depressief was. Tommies vader wil dat niet weten: hij schakelt een advocaat in. Hoe dat afloopt krijgen we niet te lezen. Waar het om gaat is dat Tommie zich schuldig voelt. Was hij het niet waard voor zijn moeder om te blijven leven?

De roman gaat over het reilen en zeilen van Tommie, maar de tussenzus speelt een belangrijke rol, niet alleen in het toneelstuk, ook in zijn leven. Ze gaan met elkaar om als broer en zus en dat is de reden dat Tommie haar seksueel afwijst.

‘Ik wil het met je doen,’ fluistert ze, ‘voordat jij ook een vieze oude man bent geworden.’
‘Ik ben misschien niet oud, denk ik, maar ik ben wel vies. Ik steel onderbroeken, ik neuk een lelijke hockeykeepster en ik ruk veel meer dan goed voor me kan zijn. De enige reden dat ik Cleo met rust heb gelaten, is dat ik bang was haar kwijt te raken.
Ik draai mijn hoofd weg.
‘Het is niet verboden, Tommie. We zijn niets van elkaar.’
Daar gaat het niet om. Als ik Cleo neuk, zijn de afgelopen drie jaar voor niets geweest.

Hij wil haar niet kwijt, maar het gevaar hangt in de lucht.

Misschien kan Kortmann in een volgende roman dieper ingaan op hun verhouding.

Remco Ekkers

Vincent Kortmann – De tussenzus. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 272 blz. € 21,99.