In zijn column in de Volkskrant schrijft Peter Buwalda vandaag over een opmerkelijk voorval bij hem (en zijn vriendin Jet Steinz) thuis.

De avond begon rustig in huize Buwalda en Steinz, maar werd plotseling ruw verstoord door glasgerinkel:

Geritsel van bladzijden. Inleidende kuchjes. Net voordat de juiste regel gevonden was een oorverdovende knal, echt bezopen hard, gevolgd door glas, niet brekend, maar ruisend, zoals uit de muur in Ruisend gruis, Willem Frederik Hermans’ laatste, postuum verschenen roman, waarover de kritiek niet erg…

Het was onduidelijk waardoor de klap veroorzaakt werd:

Eerst maar eens naar boven, hangend uit het slaapkamerraam een kijkje nemen. Er zat een langwerpig gat in de ruit, en een ster. Van de visite geen spoor, wel ontwaarden we op het terras een flesje. ‘Misschien een molotovcocktailtje’, zei ik.

Messi?

Mart Smeets?

Nee, het leek me eerder een vergisruit. Misschien dachten ze dat we Max Pam waren. Of Van Roosmalen, zoiets.

De politie werd gebeld; er werd onderzoek gedaan. Het bleek om een parfumflesje te gaan:

Hadden wij weer, een aanslag met een geurtje. Ik hoorde me het verhaal al aan de jaarclub vertellen, er heeft iemand parfum tegen ons huis gegooid – dat ging het echte trauma worden, het voortdurende ‘en Buwalda, ruikt je huis nog lekker’, etc, etc.

Jet googelde het ding, het bleek een luchtje voor mannen en vrouwen. Ook dat nog. Verward gingen we slapen.

(foto: Boekenbal 2018, door Dolf Verlinden)