Ik bouw mijzelf op een breuklijn

Wat gebeurt er als de geëngageerde stadsdichter van het sterk urbane en multiculturele Rotterdam zich op het platteland van de Oude Buisse Heide bij het Noord-Brabantse Zundert begeeft, om er de geest van de al even bevlogen Henriëtte Roland Holst te betrappen? Dean Bowen deed de poging en de kleine bundel Ik vond geen spoken in Achtmaal is er het veelzijdige resultaat van.

Om juist Bowen uit te nodigen zich hier aan te wagen, blijkt geen gek idee. Hij is ondanks hun beider strijdlust in veel opzichten namelijk een ware tegenvoeter van Roland Holst; man, zwart, eenentwintigste-eeuwer. Geen spoken vinden, ook niet de geest van de vroegere dichteres en communistisch activiste (‘Ik heb niet de moeite genomen te duiken in haar biografie voorbij wat Wikifeitjes’) geeft hem de vrijheid van het onbeschreven blad. Het uitgangspunt dat elke dichter zich wenst.

Dichten en schrijven en performen – Bowen komt uit de wereld van spoken word – vereist vrijheid, geen kaders, en zeker niet die van negentiende-eeuwse voorgangers. Bowen laat daar in zijn kleine bundel met notities, invallen, citaten en opsommingen, ook geen misverstand over bestaan. Al in de eerste zin van de eerste bladzijde schrijft hij ‘Het is onmogelijk jezelf een dode geschiedenis in te schrijven.’ Zelfs verhevigd kijken, een methode die vooraf zou gaan aan de historische sensatie, is niet wat hij nastreeft. Dus is een rationele duik in het verleden van de materieel zeer geprivilegieerde Henriëtte Roland Holst (‘Elsbeth Etty schreef over je, Ik heb het niet gelezen, Sorry…’) ook niet de juiste weg.

‘Niets significants’ vond Bowen in haar elementaire personalia en een brief van hem aan de ooit zo vereerde dichteres, waarin hij haar tracht uit te leggen wat hem drijft, ‘de gelaagdheid van mijn identiteiten’, staat doorgestreept in de bundel. Hij gunt, zo lijkt het, niet alleen Henriëtte maar ook de lezers een kijkje in zijn overwegingen: hoe benader je iemand die onze huidige wereld niet gekend heeft?

Vandaag liep ik richting Achtmaal. Ik zocht uit waar het ongeveer moest zijn en liet het bos de rest doen. De Oude Buisse Heide is noch hier, noch elders. Ik heb in jaren niet zoveel stilte rond me ervaren. Er gebeurt iets waarachtigs wanneer we ruimte in onszelf kunnen maken door ruimte buiten onszelf op te geven. Hier doet alles wat het doet. De dieren, de wind, de hartslag. Ik vond het dorp vrij makkelijk, maar ik viel extreem uit de toon. Ik heb op iedere hoek haar naam gefluisterd, maar ik vond geen spoken in Achtmaal.

Zonder ‘wikifeitjes’, zonder Etty’s biografie, maar door introspectie komt Bowen echter toch uit in Rolands Holsts belevingswereld: de in dat gebied haast magische natuur. Hij is niet, zoals zij, thuis in deze dreven, maar herkent haar positie van buitenstaander (‘Ze lijkt te vallen tussen de bewegingen’) en ziet onder ogen dat vrouwenstrijd in niets verschilt van welke emancipatiestrijd dan ook:

Ik weet niet welke vrijheid je bevocht. Welke ruimte je verzocht aan de goden, maar ik ken het buigen. Ken het breken.

Vernieuwing en bevrijding van oude opvattingen vormen een nooit eindigend proces. ‘Ik bouw mijzelf op een breuklijn’ schrijft Bowen tot slot. Want een mensenleven vormt slechts een klein onderdeel van een voortgaande ontwikkelingsgang. Om het even of het gaat om de negentiende of eenentwintigste eeuw.

André Keikes

Dean Bowen – Ik vond geen spoken in Achtmaal. Jurgen Maas, Amsterdam / Tilt, Tilburg. 48 blz. € 7,50.