Vriendenreünie

In zijn negende roman sinds 1986 pakt Richard Russo het iets anders aan. Daar waar Russo in al zijn romans een loser-achtig, maar toch hartverwarmend personage tot hoofdkarakter bombardeert, daar voert hij nu maar liefst drie licht-pathetische types ten tonele, van wie wij hun karakters voor zover zij dat toelaten leren kennen. Gebleven is wel de setting: de Amerikaanse oostkust. Ditmaal is dat Martha’s Vineyard, het vakantie-eiland van de beau monde en het oude geld. Vaak zijn ook de karakters van zo’n beetje dezelfde leeftijd als de auteur. Zo ook nu, alleen krijg je er drie.

Er is een kans draait om drie 66-jarige vrienden, die elkaar hebben leren kennen bij het begin van hun studententijd in 1969. Lincoln, Teddy en Mickey zijn altijd, weliswaar op afstand, vrienden gebleven, maar het meest bijzondere wat hen aan elkaar bindt, is dat ze toentertijd alle drie tot over hun oren verliefd waren op Jacy Calloway. Russo laat zijn roman beginnen in 1969, als Lincoln, Teddy en Mickey de dienstplichtloterij volgen op een zwart-wittelevisietje. En ja hoor: Mickey moet naar Vietnam.

Vierenveertig jaar later spreken de eens gezworen kameraden af om een vriendenreünie te houden in het vakantiehuis van Lincolns ouders op Martha’s Vineyard. Voor de vrienden daar aankomen daalt Russo af in de levens van hen. Afwisselend vanuit het perspectief van Lincoln en Teddy doet de schrijver de niet altijd even succesvolle levens uit de doeken van de opportunistische, commerciële, maar met een vadercomplex opgezadelde Lincoln en de onzekere, labiele binnenvetter Teddy. Opvallend is dat Mickey – type ruwe bolster, blanke pit – nog nauwelijks aan bod komt en als dat wel het geval is, is dat door de ogen van zijn maten. Russo daalt zover af tot de zomer van 1970, als de drie en Jacy, ter afronding van hun studententijd min of meer stiekem naar het huis op Martha’s Vineyard gaan. Zij voelen zich de Drie Musketiers, die zoals wij weten uit vier bestaan: Jacy is D’Artignan. Dronken en dronken van geluk en hoop op een goede toekomst zingen ze mee met het zoetsappige ‘Chances Are’ (de titel verklaard) van Johnny Mathis:

Toen ze eenmaal de tekst wat beter onder de knie hadden, draaiden ze zich om, hun armen in elkaar gehaakt, en brachten een serenade aan de nacht zelf, aan het rimpelende maanlicht dat ver weg op de oceaan scheen. Ze zongen alsof het nog altijd één voor allen, allen voor één was, en dat altijd zo zou blijven.

Maar wat er die vierenveertig geleden gebeurde, was dat Jacy de volgende dag van de aardbodem verdween en niet meer terug zou keren. Nu moeten de drie vrienden rekenschap afleggen van toen: wat hebben zij voor zich gehouden dat eenmaal geopenbaard een stukje van de puzzel van Jacy’s verdwijning kan oplossen? In dat verband is het dan ook een veeg teken dat Mickey aanvankelijk niet aan het woord komt. En zo werkt Russo zomaar naar een soort van spannende afwikkeling, iets wat we niet van de auteur gewend zijn. Iets wat we wel gewend zijn – karakters op leeftijd met een sentimentele hang naar het verleden, familiemannen in hun rol van tandeloze tijgers en geestige scènes met pathetische hoofdrolspelers – vervlecht de auteur op ambachtelijke wijze in een geraffineerd plot. Aldus is Er is een kans vintage Russo: garant voor menig uur leesplezier op niveau. Lovenswaardig is tot slot dat een uitgeverij als Signatuur vasthoudt aan het in (prima) vertaling brengen van het gehele oeuvre van een Amerikaanse auteur. Kom daar nog eens om.

Wiebren Rijkeboer

Richard Russo – Er is een kans. Vertaald door Kees Mollema. Signatuur, Amsterdam. 414 blz. € 25,99.