De wijde wereld in

Het is alweer de veertigste druk van de door Pé Hawinkels in 1970 vertaalde roman Narziss en Goldmund die dit jaar op de markt verscheen en dat betekent dat dit boek dat in 1930 voor het eerst in het Duits verscheen een echte everseller is. Je zou het een vertelling over een vriendschap tussen twee jongens kunnen noemen (en daar ligt de nadruk op in de verfilming die eerder dit jaar uitkwam, als je de trailer althans bekijkt), maar Narziss en Goldmund is meer dan dat. Het gaat ook over gevoel tegenover verstand, vrijheid tegenover gebondenheid, kunst tegenover wetenschap.

Als Goldmund door zijn vader wordt afgeleverd bij het klooster Mariabronn, staat Narziss – die nog maar net met zijn noviciaat begonnen is – al voor de klas. Ondanks dat ze niet veel in leeftijd verschillen is er dus eerst een verhouding van leraar en leerling. Leerling Goldmund, een beetje een buitenbeentje in de groep, bewondert de kennis van Narziss, die op zijn beurt buitengewoon ingenomen is met zijn leerling. ‘Narziss was een denker, een analyticus, Goldmund leek meer op een dromer, iemand met de ziel van een kind.’ Er ontwikkelt zich een vriendschap die gebaseerd is op juist die tegenstellingen, volgens Narziss:

Wij tweeën, beste vriend, wij zijn zon en maan, zee en land. Ons doel is niet in elkaar over te gaan, maar inzicht in elkaar te verwerven en dat de een in de ander leert zien en eerbiedigen wat deze is: tegenhanger en vervollediging van de ander.

Narziss ziet echter ook in dat de wereld van het klooster voor hemzelf wel is weggelegd, maar niet voor Goldmund. Hij weet dat Goldmund de wereld in moet trekken.

Hesse heeft deze roman in de middeleeuwen gesitueerd, al is het een beetje onduidelijk wanneer. Waarschijnlijk de veertiende eeuw omdat een pestepidemie een rol speelt. Daarin is de roman onverwacht actueel. Iets gedateerder is de rol van de vrouw. Narziss plaatst de rede vooral bij de man en de vaderfiguur en het gevoel bij de vrouw en de moederfiguur. Als Goldmund de wereld in trekt, volgt hij vooral zijn gevoel en daarmee ook het pad van zijn eigen moeder die in zijn jeugd de wereld in is getrokken en het gezin verlaten heeft. De jonge en onweerstaanbaar mooie Goldmund kan elke vrouw om zijn vinger winden, getrouwd of niet dat doet niet ter zake. Hij belandt zelfs op een kasteel in bed met de twee dochters van de ridder. Hesse vermengt sprookjesmotieven met een schelmenroman bij al deze avonturen in de vrije wereld. Verliefdheden, vriendschappen, ziekte en dood, zelfs moord door Goldmund: het komt allemaal langs. Als hij een keer bij de geboorte van een kind aanwezig is, komt hij tot het volgende inzicht:

Zonder dat hij precies begreep waarom, was hij overdonderd en verbluft, doordat hij nu inzag dat pijn en genot op elkaar konden lijken als twee zusters.

Je kunt de wijsheid uit boeken halen, maar de wijsheid kun je ook in het echt opdoen. Of je kunt die eenwording van tegenstellingen terugzien in sublieme kunst. Dat ervaart Goldmund als hij in een kerkje een Mariabeeldje ziet. Hij dringt zich op bij de maker van het beeld, want ook hij wil in staat zijn om zo’n beeld maken.

Al die werkelijk hoogstaande kunstwerken, die meer waren dan een geslaagde truc, die vervuld waren van het eeuwige geheim, het Mariabeeld van de meester bijvoorbeeld, al die echte onbetwistbare kunstwerken van waarachtige kunstenaars vertoonden zonder uitzondering dat fatale, glimlachende dubbele gezicht, dit samenvallen van mannelijke en vrouwelijke elementen, dit samengaan van dingen die zowel uit het rijk van de driften als uit de regionen van de pure geest voortkwamen.

Met zijn eigen meesterstuk, een beeld van Johannes, maar met het gezicht van Narziss, benadert hij dat ideaal een beetje.

Uit al zijn ervaringen: op amoureus gebied, als scheppend kunstenaar, als overlevende van een epidemie komt hij tot deze conclusie:

Goldmund vervolgde in gedachten: het is een geheim waar ik van houd, wat ik op het spoor ben, waar ik meer dan eens de glans van heb zien schitteren, en wat ik als kunstenaar gestalte zou willen geven en zou willen doen spreken, als ik er ooit toe in staat zal zijn. Het is de grote kraamvrouw, de oermoeder, en haar geheim ligt niet, zoals dat van anderen, in een of ander detail, uitzonderlijke gevuldheid dan wel magerte, plompheid dan wel elegantie, kracht dan wel gratie, nee, haar geheim ligt in het feit, dat de grootste tegenstellingen van de wereld, die anders onverzoenlijk zijn, in deze gestalte vrede gesloten hebben en bijeenwonen: geboorte en dood, goedheid en wreedheid, leven en vernietiging.

Uiteindelijk, op zeer wonderlijke wijze, komt Goldmund na al zijn omzwervingen weer terug in het klooster waar Narziss ondertussen abt is geworden. Weegt een leven vol wetenschap en rede, een opgesloten leven, nu op tegen dat vrije leven van Goldmund. Zijn zijn inzichten minder diep? Is wat Goldmund door al zijn ervaringen in zijn beelden kan overbrengen niet veel belangrijker dan een leven vol abstracties dat Narziss geleid heeft? Het zijn vragen die Hesse opwerpt. Vragen die in veel boeken uit zijn oeuvre terugkomen en waar steeds geprobeerd wordt om die tegenstellingen op te heffen door ze als een noodzakelijk paar te zien. Hesse heeft enkele persoonlijke elementen toegevoegd, zo is klooster Mariabronn direct terug te voeren op het klooster Maulbronn waar Hesse zelf naartoe werd gebracht en we zien in de vriendschap tussen Narziss en Goldmund ook elementen terug van de diepe vriendschap tussen Hugo Ball (die in 1927 overleed) en Hesse. Dat maakt het boek niet beter, maar misschien proef je wel de noodzaak van Hesse om deze thema’s aan de orde te stellen. Narziss en Goldmund blijft, misschien juist door de historische setting, een boek met wezenlijke vragen die van alle tijden zijn.

Coen Peppelenbos

Hermann Hesse – Narziss en Goldmund. Vertaald door Pé Hawinkels. De Bezige Bij, Amsterdam. 400 blz. € 19,99.