Nieuwe vertaling en nieuwe interpretatie

Zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven. Dat is het doel dat René Broens zich heeft gesteld bij het vertalen van het middeleeuwse dierdicht Reynaert de vos. Als Willem iets laat zien, wil Broens het ook laten zien en niet vertellen of omschrijven. De Vlaming vertaalde Reynaert al eens in 2010 voor de beeldroman Reynaert de vos (Atlas Contact) die hij samen met Marc Legendre publiceerde. Zijn nieuwe, geheel herziene vertaling bestaat uit los jambische viervoeters in gepaard rijm. Het opnemen van de oorspronkelijke Middelnederlandse tekst vond Broens overbodig omdat zijn vertaling bedoeld is om voor te dragen.

In zijn 50 pagina’s tellende nawoord bekritiseert Broens de Reynaert-vertalers Karel Eykman en Ard Posthuma. Zij hebben de Reynaert volgens Broens te vrij vertaald omdat ze over te weinig kennis van het Middelnederlands zouden beschikken. Broens’ kritiek op zijn collega-vertalers is niet mals. Ze zijn volgens hem in de valkuilen van de valse vrienden gestapt. Het Middelnederlandse ‘fel’ betekent bijvoorbeeld in het hedendaagse Nederlands niet ‘fel’, maar ‘boosaardig’. Eykman vertaalt ‘fel’ op zoveel verschillende manieren dat de oorspronkelijke betekenis volkomen verbrokkelt. Posthuma zegt naar Broens’ smaak te vaak ‘fel’, maar weet met ‘dat genadeloze dier’ en ‘schurk’ tenminste soms nog in de buurt van ‘boosaardig’ te komen.


Naast taalverschillen moesten er cultuurverschillen overbrugd worden. Voor het middeleeuwse publiek was volkomen duidelijk wat een stola (‘stole’ in het Middelnederlands) was. De gemiddelde, geseculariseerde lezer uit de eenentwintigste eeuw weet waarschijnlijk niet dat een stola een kledingstuk uit de rooms-katholieke liturgie is dat het kruis van Christus symboliseert. Eykman en Posthuma hebben de stola weggelaten uit hun vertalingen en laten de vos op niet-godsdienstige wijze zweren dat hij de haan Cantecleer niet zal opeten. Broens neemt de stola over in zijn vertaling waardoor Reynaerts eed een andere, minder individualistische, betekenis krijgt. Ook alle andere verwijzingen naar het rooms-katholicisme, namen van gebeden bijvoorbeeld, neemt Broens over.

Ook in Broens’ interpretatie speelt godsdienst een belangrijke rol. Met zijn interpretatie treedt hij zo buiten de gebaande paden dat hij volgens het nawoord nooit heeft kunnen promoveren. Het idee, of Broens’ uitwerking ervan, dat Van den vos Reynaerde een verhaal is over een ‘trickster’, een dubbelzinnige bedrieger en profeet, dat in dialoog treedt met het genre van het heiligenleven vond in wetenschappelijke kringen weinig tot geen gehoor. Verschillende promotores (ze worden allemaal met naam en toenaam genoemd) wezen Broens’ proefschrift af waardoor hij zich monddood gemaakt voelt. Van uitgeverij Voetnoot krijgt hij wel alle ruimte om het bestaande Reynaert-onderzoek te bekritiseren en zijn visie op het dertiende-eeuwse verhaal wereldkundig te maken. Volgens Broens speelt de schrijver van Van den vos Reynaerde een humoristisch, intertekstueel spel met het Johannesevangelie. In een volgend boek zal hij de verhouding tussen Reynaert en Johannes precies uit de doeken doen. Het voorschot dat Broens in het nawoord op zijn nieuwe boek geeft, maakt nieuwsgierig.
De vertaling is ook zonder volledig nieuwe uitleg van het Reynaert-verhaal een knappe prestatie. Perfect is zij niet. Broens’ dienstbaarheid aan Willems oorspronkelijke tekst leidt tot inhoudelijke precisie, maar ook soms tot weinig overtuigende enjambementen. Broens’ soms wat gekunstelde oversprongen maken duidelijk dat ook soepele vertalingen als die van Eykman en Posthuma, die zich meer dichterlijke vrijheden permitteren – overigens zonder het verhaal geweld aan te doen –, hun bestaansrecht houden.

Onwelluidend of houterig is Broens’ vertaling overigens beslist niet. Het slot is bijvoorbeeld prachtig vertaald en representatief voor de kwaliteit van de gehele vertaling:

Over die twee privileges kunt u
Eeuwig, en dat vanaf nu,
Door de koning vrij beschikken.
Dit door u erin te schikken
Dat u hem trouw zweert voor altijd.
Met opzet doet hij u die tijd
Nooit meer kwaad, welteverstaan.
Dit biedt koning lion u aan.
Stem toe en leef in genade,
Bij God, ik durf u het aan te raden.
Isegrim zei tot de beer:
‘Heer Bruin, legt u dat naast u neer?’
Bruin zei: ‘Liever het kreupelhout
Dan de ijzers waarin men me houdt.
Laten we tot de koning gaan,
Daar zijn vrede ontvangen en gedaan.’
Met Firapeel was het dat ze gingen
En verzoenden alle dingen.

Marie-José Klaver

Reynaert de vos. Uit het Middelnederlands vertaald en van een nawoord voorzien door René Broens. Geïllustreerd met achttien houtsneden uit de vijftiende eeuw. Voetnoot, Amsterdam. 202 blz. € 23.