Het leven in gesommeerd

De grens tussen een spannend verhaal en een ongeloofwaardig verhaal is soms erg dun en precies op die grens bevindt de verhalenbundel Een man met goede schoenen van Rob van Essen zich. De schrijver vraagt de lezer om te geloven in onwaarschijnlijke gebeurtenissen, en hij komt er mee weg: je gelooft de schrijver vaker wel dan niet. Dit is waarschijnlijk wat op de achterflap ‘literaire waaghalzerij’ wordt genoemd. Zo begint de bundel met een verhaal waarin een man in een supermarkt precies hetzelfde koopt als een andere man. De schrijver neemt je stap voor stap mee, en daardoor accepteer je dit enorme toeval. Het helpt ook dat de personages voortdurend twijfelen aan wat er gebeurt. Een ander opvallend kernmerk is dat de hoofdpersonages geen spannende levens hebben, maar, in ieder geval voor de duur van het verhaal, het leven in worden getrokken, of ze willen of niet.

Een voorbeeld waarin de waaghalzerij wat ver gaat is het verhaal ‘De lastigste logé sinds tijden’, waarin tijdreizen serieus wordt genomen, nogal een breuk met de andere, alledaagsere verhalen. De personages van dit verhaal komen terug in het verhaal De vissen eten geven waarin de schrijver met gemak dezelfde spanning oproept als in De lastigste logé sinds tijden. Beide verhalen krijgen meer diepgang, doordat de onderlinge verhoudingen tussen de personages doorwerkt van het ene verhaal in het andere en andersom.

Die diepgang is helemaal te merken in het verhaal ‘Scipio’s zuster’. Het verhaal begint als volgt:

Pas toen ik in de intercity naar T. zat, dacht ik: ik ben niet uitgenodigd, ze heeft me ontboden.

De hoofdpersoon kiest er niet voor, maar hij wordt het leven in getrokken. Hij is de schrijver van verhalen over Scipio, en dat is Rob van Essen zelf ook. Scipio is ‘(…) natuurlijk niet Scipio, maar een amalgaam van jongens die ik vroeger heb gekend’ en ook ‘het type van een mythische vriend, zoals je die als adolescent kunt hebben, of wilt hebben, een bekend literair eh, thema, trope, hoe heet het, verschijnsel,’ zo vertelt de hoofdpersoon aan de zus van Scipio. Als lezer hebben we dan al kennis gemaakt met Scipio in het brute verhaal ‘Eindhoven’, waarin Scipio aan zijn einde lijkt te komen, maar dat laat Van Essen over aan de verbeelding van de lezer. De zus van Scipio roept de hoofdpersoon ter verantwoording: waarom moest Scipio sterven in je verhalen? De hoofdpersoon mag pas weg als hij ‘waargebeurde’ verhalen vertelt over Scipio. Hier lopen werkelijkheid, verhaalwerkelijkheid en andere werkelijkheden zo door elkaar dat leesclubjes een avond kunnen vullen met deze twee verhalen.

Dat ontboden worden van de hoofdpersoon is een belangrijk motief. Een schrijver wordt uitgenodigd door de koning, een man wordt op straat aangezien voor een geheime gids, en in het meest beklemmende verhaal, ‘Iedereen werd verpleegd’, zit een man op het terras ziet een andere man:

Ik keek nog eens goed naar de man, in de hoop dat me een betere vergelijking te binnen zou schieten, eentje die minder vergezocht was maar wel eenzelfde mix van onverschilligheid en tevredenheid bevatte, maar dat zou niet lukken want nadat hij het glaasje in twee slokken had geleegd, sloeg hij het stuk op de rand van zijn tafeltje en begon hij met een vuist de scherven stuk te slaan tot kleinere scherven. Daarna pakte hij ze op en wreef ze in zijn gezicht.

Zelfs binnen dezelfde zin kan een lezer en een personage verrast worden door de gebeurtenissen. Dat is de grote kracht van deze bundel: je kan niet voorspellen wat er zal gebeuren. De hoofdpersoon volgt samen met twee vrouwen de man, al telefonerend met de hulpdiensten: hij kan eigenlijk niet anders. De hoofdpersoon hoopt dat dit leidt tot een soort verstandhouding:

Onderlinge verhoudingen zouden verschuiven, vertrouwen zou worden beschaamd en herwonnen, en we zouden er sterker en wijzer uitkomen, met een verstandhouding die ons voor altijd met elkaar zou verbinden en niet zou worden begrepen door degenen de er niet bij waren geweest.

Deze behoefte aan intimiteit, nabijheid, komt is vrijwel elk verhaal nadrukkelijk naar voren of die gezocht wordt in een getatoeëerd oog, in het weerzien met ouders of in het gezamenlijk scheren van een zwerver. Soms wordt die gevonden om daarna weer haast onopmerkelijk te vervliegen, maar dan hebben we dat als lezer al wel meebeleefd. Van Essen laat een personage ook ongeveer dat denken, in het verhaal ‘Scheer een zwerver’:

(…) en als ze één episode uit mijn leven zouden moeten verfilmen, dan zou het die scène in de badkamer moeten zijn, dat optimistische muziekstuk, ja, geen film maar een musical, dat zou het moeten zijn, de bravoure die werd overwonnen en ons verbond, even – en dan niet na de aftiteling vermelden hoe het verder is gegaan met de personages, dat doet er niet toe, zoals ik al zei hebben we levens van niks geleid en gaat het alleen om die scène, alles ervoor en erna is verzonnen.

Erik-Jan Hummel

Rob van Essen – Een man met goede schoenen. Atlas Contact, Amsterdam. 256 blz. € 21,99.