Ik fiets door Urk. Daar was ik één keer eerder in mijn leven geweest, met de boot. Nu ben ik een vluchtige passant, koud en melkbleek als de lucht om mij heen. Het lokale leven voltrekt zich vrijwel volledig buiten mijn onmiddellijke waarneming. De vuurtoren en het Kerkje aan Zee staan zwijgend en monumentaal de plaatselijke geschiedenis te vertegenwoordigen. Maar de serene stilte is uiterlijke schijn. De pandemische knoet gaat over het vrome volk, de Heer zij geloofd en geprezen.