Een sinister fata morgana

Er zijn van die onderwerpen die in een groep meteen voor tweespalt zorgen en die direct de stekels omhoog doen staan. De jacht is zo’n onderwerp. Je bent ofwel rabiaat voor of tegen de jacht (ongeacht of je vlees eet of niet). Het is slechts weinigen gegeven om er met meer nuance naar te kijken. Gaea Schoeters buit dat dilemma in haar roman Trofee handig uit.

Speeltoneel is Afrika. Hoofdpersoon John Hunter White, roepnaam Hunter, heeft een licentie gekocht om te komen schieten. Vlak na aankomst belt hij met zijn vrouw:

Dat zijn vrouw ongerust is, verbaast hem niet; dit is geen safari als alle andere. Niet zozeer omwille van de prooi, maar omwille van de ophef over de jachtvergunning: de vorige jager die er zo eentje in de wacht gesleept had, was meermaals met de dood bedreigd. Maar haar bezorgdheid, hoe begrijpelijk ook, is volstrekt onnodig: hij heeft niet persoonlijk op de licentie geboden, maar via een van zijn vele bedrijfjes, speciaal opgericht om de sporen van controversiële aankopen van grote klanten mee toe te dekken. Vergeleken met de dubieuze overnamepraktijken en de semilegale monopolies die hij soms buiten het zicht van de financiële waakhonden moet weten te houden, is het verbergen van de aankoop van een jachtvergunning voor een Afrikaanse zwarte neushoorn voor een handvol fanatieke natuurbeschermers kinderspel.

Trofee stemt tot nadenken: is jagen juist een poging tot natuurbehoud? Zorgt het commerciële jagen voor de noodzakelijke inkomsten voor de plaatselijke bevolking om tegen stropers op te kunnen treden? Want ook stropers kennen inmiddels professionele netwerken die lastig te traceren zijn. Jagen is big business. Brengt deze vorm van toerisme het broodnodige geld in het laatje voor de lokale bevolking om tegen dit soort misdaadsyndicaten op te treden en de nationale parken te beschermen? Het commerciële jagen zorgt ontegenzeggelijk voor veel werkgelegenheid in de straatarme landen.

Door allerlei omstandigheden verandert de jacht al snel van prooi. Waar Hunter White op Wall Street financiële fata morgana’s verkoopt zonder zich te bekommeren om de ethische consequenties van zijn handelen brengt zijn gebrek aan mores hemzelf in de Afrikaanse bush in gevaar:

‘niets zo frustrerend als een prooi in het vizier hebben en haar vervolgens zien ontsnappen voor je de kans krijgt op een goed schot. Een dergelijk onvervuld verlangen, de coitus interruptus van het jagen, is ondraaglijk; het is die drift die mannen ertoe drijft dagenlang achter een dier aan te zitten dat hun ontsnapt is, steeds dieper en dieper de bush in. Die waanzin die jagers roekeloos maakt en hen de dood injaagt (…) Een kortsluiting in het brein, waardoor elk rationeel argument wordt uitgewist, omdat we ons verlangen, als het eenmaal gewekt is, niet meer kunnen vergeten.

Schoeters rekt in haar roman diverse grenzen op. Bijvoorbeeld die van de karikaturen rondom jagen. Expres bedient ze zich van behoorlijk wat tegeltjesteksten over jagen: ‘Uithouding is de sleutel van een geslaagde jacht,’ of over het gevoel dat jagen teweeg zou brengen:

Zijn hele lichaam staat nu op scherp, al zijn zintuigen zijn tot het uiterste gespannen; alle ballast van de beschaving valt van hem af. Dit voelt hij, is leven. Hier, het gevaar vlakbij, kan hij zijn wie hij werkelijk is. Hij, Hunter, man.

Of over de controverse rondom de commerciële jacht:

Ethiek, had Hunter geleerd, heeft overal ter wereld dezelfde kleur: die van de dollar.

We kennen deze taal en we bepalen direct onze positie als voor- of tegenstander van de jacht. Schoeters wil dat je die positie inneemt, zodat ze je daarna met je eigen vooringenomenheid om de oren kan slaan. Wie precies leest, heeft al vanaf de proloog een knagend voorgevoel over het verloop van het verhaal. Voetje voor voetje loop je mee, the heart of darkness in.

Miriam Piters

Gaea Schoeters – Trofee. Querido, Amsterdam. 224 blz. € 20.