Over herinneringen die zich hechten

De in 1892 geboren Emmanuel Berl heeft een rijk en bewogen leven achter de rug als hij in 1976 overlijdt. Hij heeft twee wereldoorlogen meegemaakt, was bevriend met grote namen (Cocteau, Camus, Mitterand, Modiano) en heeft zeer veel geschreven. De aanwezigheid van de doden, uitstekend vertaald door Maarten Elzinga, verscheen in het Frans in 1956 en bestaat uit een aantal autobiografische teksten. Het begint bij zijn opname in het ziekenhuis waardoor hij de dood ziet naderen en gaat nadenken over de overledenen uit zijn eigen leven. Die zijn immers nog altijd aanwezig, soms meer nog dan de levenden. Zoals Elzinga in het nawoord schrijft is het een raamvertelling, dwalend door de ziekenhuisgangen beseft hij hoe eindig het leven is en hij realiseert zich dat wat er na je dood overblijft vooral afhangt van anderen. Als niemand meer aan je denkt, dan is het pas echt voorbij.

Verschillende mensen uit zijn leven laat hij de revue passeren. Drieu la Rochelle, met wie de vriendschap op gespannen voet komt te staan wanneer Drieu in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog steeds vreemdere ideeën gaat aanhangen. Hun vriendschap komt tot een eind, maar wanneer Drieu zelfmoord pleegt na de oorlog, is hij ineens weer volop aanwezig in de gedachten van Berl.

Met Proust (zijn achterneef) correspondeerde Berl tijdens de Eerste Wereldoorlog. De meeste brieven zijn verloren gegaan, maar één ervan vond hij bij toeval decennia later terug in een reisgids. Na diens dood blijft Proust niet alleen door de brief aanwezig in het leven van Berl: ‘ook Proust is voor mij, en zeker niet alleen voor mij, een obsederende dode.’

Een andere herinnering gaat over zijn vader. Ooit kreeg hij twee pony’s voor zijn verjaardag, het beeld dat hij daarvan heeft opgeslagen, heeft zich vermengd met latere herinneringen. ‘Het ene beeld is onlosmakelijk met het andere verbonden, want ik kan mijn vader niet bij de pony’s terugzien zonder hem ook te zien op zijn sterfbed.’ Treffend merkt Berl op dat de emotie van dat laatste beeld zich gehecht heeft aan die oudere beelden.

Ook een jeugdliefde passeert de revue: Margarite Grumbach. Zij is onderdeel van een van zijn meest dierbare herinneringen. Hij heeft haar niet goed gekend en ook niet lang, maar toch is zij in Berls geheugen blijven hangen. Ze waren vaak buiten met elkaar, op het grote grasveld bij La Muette, met zijn nichtjes en andere kinderen uit de buurt. Deze Margarite maakte indruk, ze was een stuk ouder en bijzonder aardig voor de jonge Emmanuel die vooral vervuld was van een soort ‘stilzwijgende bewondering’.

Met deze nauwgezette reflecties over de werking van het geheugen, over de doden die aanwezig blijven in onze herinnering, daagt Berl de lezer uit bij zichzelf de rade te gaan om stil te staan bij wat voorbij is en vooral bij wie we gekend hebben. Hij vermoedt dat het geen zin heeft net te doen of je dingen die verdwenen zijn en mensen die gestorven zijn kunt terugvinden. Niet in deze wereld, maar ook niet in een andere. Daar raakt hij aan het werk van Patrick Modiano, die in zijn romans juist beweert dat er een parallelle wereld bestaat en het verleden naast het heden blijft voortbestaan. De schrijvers waren bevriend met elkaar en Modiano heeft Berl zelfs uitgebreid geïnterviewd aan het eind van zijn leven, dit interview verscheen in het Nederlands in de reeks Privé-domein.

Toch vindt Emmanuel Berl in deze bundel wel degelijk mensen en gebeurtenissen terug. Later schrijft hij dan ook: ‘Het is niet waar dat ik niet weet of je de doden moet oproepen of hen met rust moet laten: ik weet zeker dat we aan ze moeten denken, en ik ben er even zeker van dat we niet aan ze moeten denken.’ Deze paradox is de rode draad door het boek, net als de onverklaarbare aanwezigheid van de doden. Ze zijn dood, maar toch zijn ze er.

In het laatste hoofdstuk, Berl woont dan in een appartement in het Palais Royal, beschrijft hij zijn overbuurvrouw die hij door het raam ziet. Elke dag doet ze een soort yogaoefeningen in haar woonkamer. Buiten komt hij haar nooit tegen, ze blijft in het appartement waar hij haar kan observeren. Hij vult haar leven in omdat hij niets van haar weet, maar wel gefascineerd is door haar rustige en het routinematige leven. De dame van het Palais Royal noemt hij haar. Iedereen heeft wel zo’n dame, iemand uit je omgeving die intrigeert juist omdat je hem of haar verder niet kent.

In Frankrijk wordt hij nog steeds gelezen, zoals o.a. zijn Histoire de l’Europe, schrijft Elzinga in zijn nawoord. Hopelijk wordt Berl met deze mooie uitgave van uitgeverij Vleugels weer herontdekt in Nederland.

Arjen van Meijgaard

Emmanuel Berl – De aanwezigheid van de doden. Vertaling en nawoord Maarten Elzinga. Vleugels, Bleiswijk. 160 blz. € 23,95.