‘Het is geweldig hier, maar niemand is jaloers’

In 2014 bezocht de Belgische, maar al heel lang in Polen wonende historicus en journalist Jan Hunin het oorlogsgebied in Oost-Oekraïne, waar kort tevoren vlucht MH17 was neergehaald. Zijn reportages verschenen in meerdere Belgische en Nederlandse dagbladen. In 2019 keerde hij er terug. Niemandsland is zijn verslag in boekvorm van die reis. Is er wat veranderd? Niet veel. De federatie van twee volksrepubliekjes van de separatisten, Donetsk en Loegansk, is min of meer uiteengevallen, mede als gevolg van conflicterende belangen van de respectieve maffiose machthebbers. Er geldt een wapenstilstand, maar dat betekent alleen maar dat de dagelijkse beschietingen na vier uur ’s middags beginnen, als de internationale waarnemers naar hun kantoren terugkeren.

Wat ooit door de separatisten beoogd werd, opgenomen worden in de Russische federatie, wordt door Poetin geblokkeerd. Poetin wil de EU op afstand houden. Zolang het conflict voortduurt zal de EU de banden met Oekraïne niet aantrekken en blijven westerse investeerders daar weg. Steeds als het Oekraïnse leger dreigt op te rukken, stuurt Poetin troepen en materieel, om die weer terug te trekken zodra het Oekraïnse leger naar zijn loopgraven is teruggedrongen. Kortom, er is sprake van een patstelling, onder opoffering van de belangen van de geïsoleerde bevolking van het door de separatisten gecontroleerde gebied. Misschien valt enige hoop te putten uit de oorlogsmoeheid die Hunin waarneemt. Hij komt meermalen jongemannen tegen die zeggen het front te hebben verlaten omdat ze de brui geven aan de strijd.

Hunin moet vele obstakels overwinnen om er samen met Dima, zijn Oekraïnse chauffeur, binnen te komen en rond te kunnen trekken. Twee eigenschappen zijn daarbij onontbeerlijk: je moet eindeloos geduld kunnen opbrengen en je moet tegenslag laconiek kunnen aanvaarden. Hunin beschikt over beide. Met name waar het zijn laconieke houding betreft lijkt die soms geïnspireerd door de mensen daar, die erin uitblinken en met ironische distantie de voortdurende ellende ondergaan. Op de vraag hoe de situatie nu is, vijf jaar na zijn eerste bezoek, zeggen velen: ‘Het is geweldig hier, maar niemand is jaloers.’ Een vulgaire, maar toch ook humoristische variant citeert Hunin niet, want hij houdt het betamelijk: ‘Toen was het klote, tegenwoordig is het kut’.

Hoe is het de mensen vergaan die Hunin in 2014 bezocht? Een deel vindt hij terug, soms na veel zoekwerk. Maar er zijn ook nogal wat verdwenen. Wat geen verbazing mag wekken, want de situatie is uitzichtloos en wie de mogelijkheid heeft te vertrekken, doet dat. Meer dan een kwart van de bevolking heeft de afgelopen jaren de Donetsk- en Loegansk-republieken verlaten. De blijvers verdienen bewondering voor hun relativering van hun lot en voor de laconieke houding waarmee ze hun problemen het hoofd bieden. Maar ook kritiek voor hun keuze om tegen beter weten in alle onzin na te praten die de desinformatiecampagne van het Kremlin, met name over het neerhalen van vlucht MH17. Een enkeling gaat zelfs zover te beweren dat hij niet één, maar wel twee Oekraïnse gevechtsvliegtuigen heeft gezien toen MH17 overvloog. Iedereen ‘weet’ dat Oekraïne direct of indirect achter die ramp zat, op grond van het argument dat Oekraïne er voordeel uit kon putten. Dat mag geen verbazing wekken, want qui bono argumentaties zijn het cement van alle complottheorieën, of het nu om MH17, om G5-masten of om virussen gaat.

In de ogen van velen is Kiev in handen van Oekraïnse nazis. Ze hebben in zoverre een punt dat aan de Oekraïnse kant van het front nogal wat vrijwilligers rondlopen die behoren tot Oekraïnse, fanatieke neonazi-clans.

Door Donetsk en Loegansk reizen is een riskant avontuur. De les om na vieren uit de buurt van het front te blijven is snel geleerd, maar dat is maar een van de risico’s. De wegen en het verkeer een niet te onderschatten ander. Op de cover van Niemandsland staat een foto van een Zjigoeli waarvan de carrosserie in een haakse bocht staat, het ongeluk staat beschreven in het boek. Waar gezag grotendeels ontbreekt, neemt men het ook zo nauw niet met verkeersregels, terwijl de wegen soms abrupt overgaan in modderpoelen, zo onbegaanbaar dat naastliggende weilanden moeten worden benut. Als je er zonder kleerscheuren van afkomt: mooi, maar voor materiële schade geldt: pech, want aan verzekeren doet niemand meer. Waarom zou je ook, van schade-uitkeringen is immers geen sprake. De kans dat je premies op bona fide wijze worden beheerd is verwaarloosbaar klein, terwijl het bestaan van een schadekas niets meer is dan een open uitnodiging aan de machthebbers om die leeg te roven.

Dat die machthebbers – de presidenten van de republiekjes – feitelijk boeven en bendeleiders zijn, deert het grootste deel van de bevolking ogenschijnlijk niet. Daar is demoralisering debet aan, maar ook een logica, waaruit valt op te maken dat democratische mores vreemd zijn aan het denken: natuurlijk roven ze, want daar doe je het toch voor? En zeg nou zelf, een president moet rijk te zijn, want anders neemt niemand hem serieus, vat ik de reacties op Hunins vragen daarnaar maar even samen.

Men leeft bij de dag, al was het maar omdat denken aan de toekomst slechts besef van uitzichtloosheid versterkt. Het lijkt erop dat het beste wat de inwoners van de separatisten-republiekje mogen hopen een status quo is, vergelijkbaar met die op Cyprus, waar de Groene Lijn de Turks- en Grieks-Cyprioten al bijna vijftig jaar scheidt. Overigens trekt Hunin die parallel niet.

Hunin gaf zijn boek een Russisch gezegde als motto mee: ‘Ga in iedere onbegrijpelijke toestand de Russische klassiekers lezen. Daarin heeft iedereen het nog slechter.’ Het beeld dat Hunin schetst is tragikomisch, waar zijn laconieke benadering en ironische stijl sterk toe bijdragen. Hij had ook Groucho Marx kunnen citeren: ‘De situatie is hopeloos, maar niet zorgwekkend’.

Hans van der Heijde

Jan Hunin – Niemandsland. Polis, Kalmthout. 226 blz. € 22,50.