Een meisje van dertien, bijna veertien

Grimmelikhuizen – een mens wil er nog niet dood gevonden worden. Toch is dat wat in de derde roman van Nelleke Zandwijk, Pierenland, gebeurt. Sommige mensen worden er zelfs twee keer dood gevonden. 

Zoals de moeder van Helena Hartsuiker. Helena’s broer, ‘de trage Tonnie’ vindt haar als eerste,

liggend onder aan de trap met haar hoofd tegen de voordeur. Omdat hij niet wist wat hij moest doen was hij over haar heen gestapt en naar zijn kamer gegaan. [-] Tegen de tijd dat mijn vader thuiskwam was mijn moeder al stijf.

Een bijzonder gezin, de Hartsuikertjes. Moeder verstopt zich dagen achtereen in een kast of op zolder. Soms steekt haar voet door het plafond omdat ze op een niet gestut vloerdeel is gaan staan. Tonnie leeft op een dieet van Mars en Coca Cola; hij is niet helemaal lekker en hij heeft ‘hondenogen en statisch haar’. Vader is nachtwaker die het liefst zijn huis ontvlucht. En Helena, die optreedt als verteller, is een vroegwijze pestkop van bijna veertien jaar die hardhandig probeert de twee kruinen van haar broer in het gareel te krijgen.

De Tokkies revisited.

Hoe moeder aan haar einde kwam, blijft onopgehelderd. Viel ze, dronken, van de trap? Of heeft ze zich, overgeleverd aan de diepste wanhoop, van de trap gestort? Hoe dan ook, ze is vertrokken naar het Pierenland en om daar een beetje toonbaar aan te komen is er gelukkig tante Lena, de zus van haar moeder naar wie Helena is genoemd.

Deze tante Lena heeft haar levensbestemming gevonden in het afleggen van de doden. Haar duizendste dode zit eraan te komen – Grimmelikhuizen is een gulle leverancier voor wie graag doden aflegt.

Met merkbaar plezier leidt Nelleke Zandwijk haar lezers rond door het dorp met zijn rouwkamer, zijn voortgezette bijzondere school, zijn boekhandel, de stomerij van Klaphake en de praktijk van tandarts Van Steurkeboom Harkink die iedereen bij wie hij een tand of kies trekt een door zijn vrouw gehaakt kleedje verkoopt. Daarom zit half Grimmelikhuizen met een gehavend gebit achter gehaakte gordijntjes.

In dit soort absurditeiten grossiert Zandwijk. Zij laat de dertien-, bijna veertienjarige Helena er op een laconieke manier over vertellen. Dingen gebeuren nu eenmaal zoals ze gebeuren, mensen zijn nu eenmaal zoals ze zijn. ‘Maar de waarheid is niets anders dan de blik die je erop loslaat’, merkt Helena in de laatste alinea op. 

Dit is nu precies een van de opmerkingen die ik niet zo vind passen bij een meisje van die leeftijd, hoe vroegwijs ze ook mag zijn. Die gedachte overviel me wel vaker bij het lezen van het relaas van Helena die zich temidden van de alledaagse gekte om haar heen probeert staande te houden. Ze observeert scherp en vertelt heel precies, maar soms hoor je de schrijfster als een middelmatige buikspreker mee brommen. Zo praat een meisje van dertien niet, denk je dan. Maar goed, ik ben geen meisje van dertien. Ook nooit geweest.

Pierenland is een roman vol grimmige humor die niet zozeer de dood, als wel het leven lijkt te moeten bezweren. De dood is vrede en rust (zeker als de dode is afgelegd door tante Lena), het leven is chaos en misverstand. Iedereen krijgt er klappen van.

Het procédé dat Nelleke Zandwijk (1961) hier volgt, herkennen we uit haar vorige romans De dag van de jas (2001) en Avonturen van een uitslover (2005). Een verzonnen dorp, hilarische gebeurtenissen, mensen met een steekje los. Ook al is de dood op elke bladzijde aanwezig, er valt bij Zandwijk veel te lachen. 

Was in haar debuut de verteller de oudste van een tweeling, in Pierenland is Tonnie de helft van een tweeling waarvan de andere helft na een onvolmaakte abortus achterbleef in de baarmoeder. Nelleke Zandwijk is de tweelingzus van de theatermaakster Alize Zandwijk.

Frank van Dijl

Nelleke Zandwijk: Pierenland. Querido.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd, 8 mei 2009.