Eten met je neus

X heet de hoofdpersoon in vrijwel alle gedichten in springtij. gedichten over leven met tbs van Tsead Bruinja, die nog even Dichter des Vaderlands is. De ene x is de andere niet, want alle gedichten vertellen het levensverhaal van een terbeschikkinggestelde. Zo is er x in ‘x houdt de dagen bij’ die al 27 jaar vastzit en bijna 60 is. Hij houdt de dagen bij. Zijn vader van 83 zal nooit meer op bezoek komen en op de tv veroudert iedereen terwijl hij er bij zit.

De x in ‘x rekende af met de verkeerde persoon’ mag af en toe op verlof en gaat dan naar het strand waar hij zichzelf leegloopt, een mooie toespeling op het leeglopen dat verdachten soms doen tijdens een bekentenis. Het woeste beuken van de zee maakt hem nietig en onvatbaar.

x vergelijkt het springtij met zijn erge woede
hij rekende af met de verkeerde persoon

Al sinds 1974 zit deze x in het circuit. Hij heeft zoveel therapie gehad dat hij niet meer weet wat zijn problemen zijn. Wordt zijn terbeschikkingstelling (tbs) niet opgeheven omdat hij ‘onvatbaar’ is? In zijn relatie met de getijden is hij misschien ‘nietig’, maar het woeste beuken van de zee voedt misschien wel zijn woede. Wat gebeurt er als zijn woede zich weer tegen de verkeerde of misschien dit keer de juiste persoon keert?

In Somalië at de x uit ‘Daarna werd x ziek in zijn hoofd’ met zijn neus. Als de 10-jarige jongen honger had, ging hij onder het raam van een restaurant staan om zijn honger te stillen met etensgeuren. Na een ontmoeting met ‘dikke jezus’, een chauffeur die hem tijdens het liften van Zuidlaren naar Groningen oppikt, wordt x ziek in zijn hoofd. ‘nu zit ik hier’. Wat er tussen x en de dikke jezus is gebeurd, blijft onduidelijk.

De p beheerst het begin van het gedicht ‘x het engels en de preacherman’. Plastic, praten, picknicktafel, preacher en plannen culmineren in

plannen is net als rataplan ratten ze komen zo snel op de geur van kaas af
dan val je in de val voor muisjes is hetzelfde tegenwoordig speelt iedereen
met muisjes achter de computer de nieuwe vogelkooi is mooi kanarie
canarische eilanden blackbird allemaal zingen ze zo mooi hier

‘Documentairepoëzie’, noemt Bruinja de gedichten die hij afgelopen zomer schreef na gesprekken met tbs’ers en hun behandelaars die hij op uitnodiging van de Pompestichting voerde. Bruinja zegt dat hij de tbs’ers zoveel mogelijk zelf, in hun eigen taal, aan het woord laat in zijn gedichten. Zijn rol zou beperkt gebleven zijn tot het luisteren naar de veroordeelden, het noteren van de gesprekken, het achteraf ordenen van wat hem werd verteld en het verslag doen. Ik geloof daar geen woord van. Dat Bruinja goed heeft geluisterd naar zijn gesprekspartners en wat zij verteld hebben op een niet-veroordelende, je zou misschien zelfs kunnen zeggen, een empathische en ethische, manier in zijn gedichten heeft verwerkt, is evident. Maar hier is een dichter aan het woord en niet een groep tbs’ers.

De veelstemmigheid die in springtij te horen is, is niet die van achttien verschillende mensen die hun levensverhaal vertellen. Wat je hoort is een zeer bekwame dichter. Met een geweldig gevoel voor ritme (neem de beginwoorden van de verzen in ‘x weet het ook niet meer’: ik/dat, ik/dat, ik/ik, ik/ik, ik/dat/dat, ik/ik, ik) en zonder enig pathos voert Bruinja ons de binnenwereld van tbs’ers in en confronteert ons met onze vooroordelen en angsten.

Wat opvalt aan springtij is de rust waarmee Bruinja de levensverhalen van de terbeschikkinggestelden vertelt. Die rust levert een interessant contrast op met de heftigheid van de verledens van de hoofdpersonen en de – zelden genoemde – vreselijke misdaden die zij hebben gepleegd.

De beheerstheid die Bruinja in springtij toont, staat ook in schril contrast met de felheid waarmee de dichter in ‘eind maart’ de partijleiders van de VVD, PvdA (inmiddels afgetreden) en het CDA veroordeelt vanwege de kindertoeslagaffaire, het voorlaatste gedicht dat hij als Dichter des Vaderlands schreef. Dat veroordelen is niet alleen moreel, maar ook letterlijk. Het lyrische ik veroordeelt Rutte, Asscher en Hoekstra tot een werkstraf. Het ik trekt de mannen, die allemaal de voornaam Mark hebben gekregen: Mark Rutte, Mark Asscher en Mark Hoekstra, een oranje hesje aan. Een enkelband hebben ze al om als ze de schaftkeet betreden. Mark Wiebes en Mark Weekes fietsen langs. Waar de x die gebruikt wordt om alle vertellende tbs’ers te anonimiseren van respect getuigt, is het ombenoemen van alle verantwoordelijke politici tot ‘Mark’ snoeihard. Een Mark wil je nu niet zijn, lijkt het ik te zeggen.

De herhaling van Mark is ook op te vatten als kritiek op de verantwoordelijke politici die toelieten dat ambtenaren van de Belastingdienst juist mensen met een buitenlands klinkende achternaam en een dubbele nationaliteit uitkozen en die vervolgens voor fraudeur uitmaakten en in de afgrond stortten. De machthebbers die niet voor hun burgers opkwamen (omdat ze van kleur waren en ‘anders’ heetten?) heten nu allemaal Mark en worden omgeschoold tot plantsoenendienstmedewerkers. Van die opgelegde naamsverandering gaat iets dehumaniserends uit, net als van het gedwongen schoffelen in uniforme oranje hesjes. Het ik betaalt de verantwoordelijken met gelijke munt terug. Ze moeten zich net als hun slachtoffers verzoenen met een mindere toekomst (veel van de kindertoeslaggedupeerden waren vanwege hun schulden gedwongen te stoppen met hun studie) en leren leven met het stigma dat aan hen kleeft.

Tsead Bruinja wordt binnenkort opgevolgd door een nieuwe Dichter des Vaderlands die de komende twee jaar de actualiteit mag becommentariëren. Ik zal ‘m missen.

Marie-José Klaver

Tsead Bruinja – springtij. gedichten over leven met tbs niet voor. Querido, Amsterdam. 40 blz. € 12,50.