Gedichten van verzet en hoop, strijd en rust

Sinds vorige maand is Lieke Marsman twee jaar lang onze Dichter des Vaderlands. Is er een betere keuze denkbaar? In het gedicht en het interview waarmee ze zich op 22 januari aan haar volk presenteerde, nam ze al meteen duidelijk stelling. ‘Ik zal de stem zijn van het dorre hout,’ voegde ze de interviewer vastberaden toe. Natuurlijk, door haar ziekte heeft ze recht van spreken, maar daar gaat het niet om. Ze moet niet om persoonlijke redenen gehoord worden, maar juist om redenen die dat persoonlijke ontstijgen. Het gedicht waarmee ze zich op de voorpagina van de krant voorstelde, heet eenvoudig ‘Nederland’. Na drie strofen over gevaccineerde managers, gekorte bijstand en een sadistisch algoritme, komt aan het slot eindelijk het dorre hout aan het woord:

Je hoort ‘het begin van het einde’, denkt: einde
steeds vaker. Aan deze maskerade van nevenschade
met op de achtergrond het gerinkel van centen
Je bent een winkel, zegt met – die dicht is

Bij gebrek aan natuurijs ben je een schaatser die zwemt
Dus zwem je langzaam omhoog naar een boei, waar het licht is
En wee wat zich wreekt, je bent een burger die stemt
Het is bijna lente. Je bent moe, maar je bent er nog

Vraag niet hoe, maar je bent er

Gekort of verstoten, in quarantaine of alleen maar anders, je bent er nog. En dat zullen ze weten ook, zou je daar bijna aan toevoegen.

Tegelijk met de aankondiging van haar laureaat verscheen de nieuwe bundel In mijn mand. Daarin uiteraard geen Gedichten des Vaderlands (die komen wel als de actualiteit erom vraagt), maar evengoed wel verzen die in de kritische levenshouding wortelen die het nationale dichterschap vereist. Het zijn gedichten die het heden even genadeloos neerzetten als dat ze naar een zorgeloze toekomst verlangen.

In de cyclus met de pijnlijke titel ‘Lichamen / kadavers’ staat bijvoorbeeld het lange gedicht ‘Verlate kamervragen’ met regels als ‘(de economie / met z’n conjuncturen / die het presenteert als wetmatigheden / liet zich toch weer verrassen / door het oliebeleid / van Saoedi-Arabië / en een stekelig virus)’. Het is haar bijdrage aan een project dat Besmette stad heet en waarin de coronacrisis en de bundel Bezette stad van Van Ostaijen samenkomen. Hier gloort nog weinig vertrouwen in rustiger vaarwater. Maar de genadeloze cyclus eindigt met een ‘Meditatie’ die zo begint:

ik sluit mijn ogen
en stel me de dag voor waarop ik 65 word
en alleen nog maar ongeëngageerde natuurpoëzie schrijf
van alles losgezongen
en na een lange periode van
overwegend cynische maatschappijkritiek
waarin ik schold op de burgerlijkheid

De grap is dat de cyclus die hier meteen op volgt ‘Barmhartig vennetje’ heet. Het is het vennetje dat op het omslag (fraai ontworpen door Janine Hendriks) staat en waarop het rood zowel warm als dreigend is. Die laatste cyclus eindigt met het lange, ontroerende titelgedicht (‘Maar dit gedicht / gaat over de dood’). Het vormt de indrukwekkende apotheose van een bundel die eerder toch vooral de strijdbaarheid laat zien waarmee we de komende twee jaar hopelijk met grote regelmaat om de oren geslagen zullen worden, kritisch observerend en persoonlijk betrokken onlosmakelijk ineengevlochten, zoals in ‘Verzet’.

Verzet

Het wordt mei. Voor het eerst in weken
lopen mijn vriendin en ik voorzichtig
door de stad. Tijd
plande onze afspraak
met de dood terwijl wij nog gewoon
te lang in het café zaten, bang
om kou te vatten in de regen.
Hoe kon de regen ooit
een reden zijn?

(En met al het praten over de dood
steeds ook weer het paradijs
dat om de hoek komt kijken.
Bloesem, denk ik. Deze heldere lente
en het flitslicht van migraine
zonder pijn.)

Maar de mannen met hun biertjes
op de bankjes aan het water
weten wel beter.
Ze zetten je het paradijs uit
wegens regels, zeggen ze.
Hoe konden regels ooit
een reden zijn?

Eerst vragen ze je
niet te blijven, dan
om niet te vluchten
van waar je niet mag wonen,
daarna om te betalen
voor waar je geen bescherming vond.
Ze heffen pacht
nog vóór de kustlijn.

Ze zullen je vragen om
je vrijheid terug te kopen
met een schuld.
Zeg nee. Want nee
is ook een antwoord.
Verzet begint ermee.

Wat zul je aangeslagen,
maar nooit moegestreden zijn.

Jan de Jong

Lieke Marsman – In mijn mand. Pluim, Amsterdam/Antwerpen. 54 blz. € 21,99.