De laatste stilte

Ook na tweede lezing van De Stilte van Don DeLillo blijft het woord ‘wezenloos’ door mijn hoofd spelen: gevoelloos, hard, koud, onaangedaan, zonder ontroering blijf ik als lezer achter.

In deel ‘Een’ maakte de lezer kennis met Jim Kripps en Tessa Berens. Ze zitten in een vliegtuig van Parijs naar New York. Jim leest de feiten van de vlucht op een beeldscherm onder de bagagevakken. Hij zegt de woorden en getallen hardop ‘omdat het geen zin had, niets te betekenen had, als hij de veranderingen alleen maar zag’. Heeft dat dan wel zin? Tessa schrijft in een boekje. Ze is dichteres, maar wat ze schrijft, lezen we niet. Ze zegt dat ze denkt aan het hoofdgerecht en aan de champagne met cranberrysap, die ze overigens niet heeft besteld. Wel kijkt ze uit naar de scones. Ze vraagt zich af hoe je ‘scones’ uitspreekt, met een korte o of een lange oo. Ze wisselen verder tamelijk wezenloze feiten uit over Celsius en Fahrenheit.

De vliegtuigmotoren vallen plotseling uit en er volgt een noodlanding. Vervolgens lezen we over Diane Lucas en Max Stenner. Ze zitten in hun huis te wachten op de laatste wedstrijd van het Americafootballseizoen. Max heeft een ‘reputatie van forse weddenschappen bij sportwedstrijden’. Het is 2022. In de kamer is ook Martin, voormalig student natuurkunde van Diane. Het echtpaar is al zevenendertig jaar bij elkaar. Ze kijken naar reclamespotjes: honderd in de komende drie of vier uur. ‘Hij lacht niet of huilt niet. Maar hij kijkt.’ Martin geeft les op een particuliere school voor begaafde leerlingen. Hij onderzoekt Einsteins manuscript uit 1912 over de speciale relativiteitstheorie. Ze kletsen over wat er op het scherm van de tv gebeurt. Dan slaat het scherm op zwart. Ook de telefoon valt uit. Ze kletsen over Einstein. Ze wachten op Jim en Tessa.

Jim en Tessa blijken de noodlanding te hebben overleefd. Ze zijn op weg naar een kliniek. Diane en Max praten over reizen in Italië en over Jezus van Nazareth. ‘Op een van de galerijen toeristen met hoofdtelefoon, hun leven opgeschort.’ ‘Anderen met een audiogids in hun hand, tegen hun oor gedrukt. Stemmen in tal van talen. Ik moet nog steeds weleens aan ze denken, voor ik ga slapen, de roerloze gestalten op de lange galerijen.’ Ondertussen doet Max alsof hij de wedstrijd verslaat. Martin zegt dat hij in de spiegel kijkt en geen idee heeft naar wie hij staat te kijken.

Tessa en Jim zijn in een kliniek. Op een toilet hebben ze seks, al pratend. De verteller heeft het niet over emoties. In de kliniek staan de schermen ook op zwart. Een vrouw vertelt haar hele leven, in afwachting van iemand die Jims hoofdwond moet verbinden. Daarna lopen ze naar de flat van Diane en Max. De drie personen in de flat proberen elkaar gerust te stellen dat ze over een dag of twee weer stroom hebben en dan ‘is onze collectieve geest weer waar die was, min of meer.’ De reactie hierop is: ‘De kunstmatige toekomst. De neurale interface.’
Jim en Tessa arriveren. Ze praten, maar ze zijn een raadsel voor elkaar, hoe bevriend ze ook waren.

Deel ‘Twee’ begint met de verontrustende mededeling van de onpersoonlijke verteller dat de lanceercodes op afstand worden gemanipuleerd door onbekende groeperingen of instanties, maar er vliegen geen raketten rond en er worden geen bommen gegooid. Dat hoeft ook niet want de chaos neemt toe. Het is de Derde Wereldoorlog. De chaos is ook aanwezig in de gesprekken; misschien kun je beter spreken over gepraat, ingewikkeld gepraat over Einstein en zijn bevindingen. ‘Max luistert niet. Hij begrijpt niets. Hij zit voor de televisie met zijn handen in zijn nek gevouwen, ellebogen uitgestoken. Hij staart naar het zwarte scherm.’ De chaos is compleet. De apocalyps is een zwart gat. Alle betekenis is opgezogen, weggezogen. De lezer is lamgeslagen, maar onaangedaan.

Remco Ekkers

Don DeLillo – De Stilte. Vertaald door Jan Fastenau. Ambo/Anthos, Amsterdam. 124 blz. € 16,99.