Speels en moeilijk te begrijpen

Jolanda Kooijmans (1967), beeldend kunstenaar, maakt het haar lezers niet gemakkelijk. Dat begint al bij de titel van haar eerste bundel Twee ton. In de gedichten komt één maal het woord ‘ton’ voor. Het woord verwijst volgens het woordenboek naar geld (honderdduizend euro bijvoorbeeld), vaak gebruikt voor de prijs van huizen, en naar gewicht (duizend kilo). In het gedicht ‘Ruimte verstrijkt boven deze bossen’ staat:
‘Haar partner begint haar te pushen. / Zijn testikels wegen een ton.’ Een hyperbool. Hij zal wel twee testikels hebben. Het woord ‘twee’ komt verrassend vaak voor in haar gedichten, maar wat betekent die titel? Andere besprekers hebben het er niet over. Ze weten het waarschijnlijk niet, net zo min als ik.
In een ander gedicht ligt ‘op jouw buik’ ‘een gestrande potvis / groot, blind, hulpeloos’. Een gewicht van vijftig ton.

De gedichten bevatten nauwkeurige en meestal fijnzinnige waarnemingen, bijvoorbeeld in het gedicht ‘dun’:

zo langzaam is hier
de grens tussen nat en droog

terwijl sommige dieren
leven in niets dan water
sommige in niets dan wind

terwijl onder water waait het ook
het ven wiegt de planten in spiralen
op haar snijvlak

kleine stokjes steken tot hun middel

sprieten gras roerloos in het hier en

terwijl het regent zo zacht
dat we er helemaal week van worden
en de dag is zo donker

alleen de lichtste woorden komen

boven

In een ven is de grens tussen droog en nat soms moeilijk te bepalen. Het gedicht spreekt over ‘langzaam’: een mooie vondst. Het lijkt onder water te waaien: het bewegen van groen in de stroom: ‘in spiralen / op haar snijvlak’. Tussen lucht en water, neem ik aan. De volgende zin zonder werkwoord wordt niet afgemaakt (en nu). We worden week van de zachte regen. Staand bij het ven komen ‘alleen de lichtste woorden […] / / boven’.

De waarnemingen zijn soms synesthetisch: ‘salvo’s van klaproos’ en ‘zwarte gaten springen in het nabeeld’.
De gedichten zijn vaak speels. Zo is er een gedicht over een geit die rododendron dreigt te eten en dat is giftig voor geiten. Gelukkig staat het beest vast met een touw aan een pen in de grond. De dichteres beschrijft dit alles als een meetkundig gegeven: ‘punt p op de omtrek o van een cirkel c / met een straal R van 5 meter’. De melkgeit heeft de naam G. Het arme beest verlangt zo naar het groene blad van de rododendron (normaal wordt dit gespeld met een h) dat het zichzelf ophangt. ‘Was dit a. De enige manier waarop G zich bij de gegeven situatie S / kon neerleggen of is er b. Een opgave denkbaar met een makkelijke / uitkomst?’.

In het gedicht naast het voorgaande ligt een hoofd op een oude krant, in de bijkeuken: ‘het wil iets uitpraten / maar ligt op eigen mond’. Zo zijn er meer wonderlijke verschijnselen in ‘Mambro’s karma’, waar alle varkens koorts hebben, de schulden zich opstapelen, de vergunning verloopt en het pingpongballen hagelt en later bowlingballen. Nog later in ‘klaproosdagen’ kan Mambro niks terugvinden. Wat wel teruggevonden wordt is een echtpaar in de gletsjer, na een halve eeuw. Wat blijft is de stank in Zuidoost-Brabant. Een vogel op een landbouwwerktuig ruikt niets van de varkens ‘want hij heeft geen neus // hij steekt zijn armen ins Blau hinein’.

Remco Ekkers

Jolanda Kooijmans – Twee ton. Omwenteling. 51 blz. €17,50.