Er is een aardige boekenplank te vullen met boeken die wél werden aangekondigd maar nooit zijn verschenen – als u mij de paradox wilt vergeven.

Schrijvers praten wel eens over toekomstig werk: zo liet Willem Frederik Hermans zich ooit ontvallen dat Herinneringen van een engelbewaarder een vervolg zou krijgen. Harry Mulisch sprak veelvuldig van De ontdekking van Moskou en ook Jan Wolkers kondigde titels aan die nooit op de rug van een boek zouden prijken.

Maar één boek heeft het in de Nederlandse literatuur, door hardnekkig niet te verschijnen, gebracht tot een absoluut mythische status: Gerard Reve’s Het boek van het violet en de dood. Ruim dertig jaar nadat de titel voor het eerst opduikt, in 1963 in een terloopse opmerking in het brievenboek Op weg naar het einde, is er nu een boek dat Het boek van violet en dood heet.

Er zal de komende tijd heel wat worden afgeschreven over de vraag of het hier inderdaad gaat om dat legendarische boek dat

alle boeken overbodig [moet] maken, zodat de schrijvers eveneens het tobben kunnen staken en zodat God zelf even bij Reve langs komt om hem te vertellen: ‘Gerard, dat boek van je – weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?’

– Reve in een brief in Nader tot U.
En er zal druk worden gespeculeerd over de vraag welke betekenis moet worden gehecht aan het weglaten van de lidwoorden.

Het is niet de eerste keer dat er sprake is van een variant op de in ’63 gelanceerde titel. In 1980 zag het er even naar uit dat Het boek van het violet en de dood het licht zou zien als Het boek van het Violet en van de Dood. Elsevier Manteau, Reve’s toenmalige uitgever, liet althans dummy’s vervaardigen met die titel en met de eerste zestien bladzijden tekst, het omslag gedrukt in – hoe toepasselijk – stemmig viooltjespaars.

Op de achterflap stond:

In dit lang verwachte boek, dat zich naar believen als een klucht, een avonturenroman, een tijdsportret of een autobiografie laat lezen, doet Gerard Reve het opzienbarende relaas van zijn lange reis van het materialisme en het marxisme naar het Evangelie en het Geloof.

Reve-verzamelaars leggen nu graag een kapitaal neer voor die dummy want het boek in kwestie heeft de winkels nooit bereikt.

Onder die legendarische titel tenminste. De tekst met de openingszin: ‘Hoe ben jij, Gerard Reve, een man met toch een behoorlijke dosis ontwikkeling, intelligentsie en gezond verstand, ooit in de Rooms-Katholieke Kerk terechtgekomen en er zelfs lid van geworden?’ kwam terecht in Moeder en zoon (1980) dat het zonder de hierboven geciteerde flaptekst moest doen.

Het was Geert van Oorschot, bij wie Gerard onder meer de tweelingboeken Op weg naar het einde (1963) en Nader tot U (1966) had gepubliceerd, die er een stokje voor stak dat bij een andere uitgeverij dan de zijne Het boek van het violet en de dood zou verschijnen: hij beschouwde de titel, immers voor het eerst ter sprake gebracht in een boek uit zijn fonds (en nog eerder in het eveneens door hem uitgegeven tijdschrift Tirade), als zijn eigendom. Of hij juridisch gezien een poot had om op te staan, valt te betwijfelen: feit is dat Gerard Reve en Elsevier Manteau voor Van Oorschot door de knieën gingen.

Maar wás Moeder en zoon wel Het boek van het violet en de dood zoals het Reve rond 1963 voor ogen moet hebben gestaan? Was het ‘het Grote Werk, dat elke kunstenaar éénmaal hoopt te maken om zichzelf te rechtvaardigen’ (Reve in ’63 tegen Jaap Harten).

Het simpele feit dat er nu een ander boek met (bijna) dezelfde titel verschijnt, doet vermoeden van niet. Er is in 1980 geen einde gekomen aan het tobben van Gerard Reve, laat staan aan dat van andere schrijvers. Trouwens, Reve zelf had in Nader tot U al gezegd dat hem met een voltooiing van Het boek van het violet en de dood allerminst

rust gegund zou zijn, omdat ik onmiddellijk daarna aan een groot, mistiek martelboek, Mars in Scorpio geheten, zou moeten beginnen.

Nooit meer wat van gehoord.

Ook van genoemd Nader tot U (1966) werd door sommigen wel gedacht dat het eigenlijk Het boek van het violet en de dood was. De openingszin van ‘Brief uit het verleden’ pleitte sterk voor die opvatting, maar in Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard door Gerard Kornelis van het Reve (1967) zegt de schrijver dat hij nog ‘aan het boek dat alle boeken overbodig maakt’ moet beginnen.

Naarmate de tijd verstreek, kwam in interviews Het boek nog wel eens ter sprake. De ene keer zegt Reve al twee pagina’s af te hebben, de andere keer laat hij weten: ‘Het komt er nooit, het kan niet.’ In 1980 was het er dus bijna wel, en nu, zestien jaar later, ligt er eindelijk een werk van Reve in de boekhandel met de titel: Het boek van violet en dood.

Maakte uitgeverij Van Oorschot dit keer dan geen bezwaar?

Wouter van Oorschot, die zijn vader in de zaak opvolgde, slaakt een diepe zucht aan de telefoon als hem om commentaar wordt gevraagd.

Die titel komt voor het eerst in de openbaarheid in Nader tot U. Toen was het nog allemaal koek en ei tussen de oude Geert en de jonge Gerard. Er waren duidelijke afspraken dat het eerstvolgende boek dat bij ons zou verschijnen zo zou heten.

Maar toen kwam in 1972 De taal der liefde uit bij Polak & Van Gennep, in een half violetachtig omslag. Dat was niet leuk, maar mijn vader heeft er toen van af gezien om Reve aan de afspraak te houden, ook omdat hij vond dat dát dat boek niet was. In 1980 is mijn vader weer eens ontploft en heeft hij een brief op poten naar Elsevier geschreven. Het enige wat ik weet is dat het boek dat toen Het boek van het violet en van de dood zou gaan heten Moeder en zoon geworden is.

Dat er nu niets gebeurt van mijn kant uit: laten we het er op houden dat ik geen ruzie met meneer Reve heb. Deze hele kwestie is verjaard. Ik heb geen reden om me te gedragen als was ik mijn vader, en als ik wel zou willen opspelen: u denkt toch niet dat ik enige kans zou maken?’

Degene die eigenlijk nog de meeste rechten kan doen gelden op de beroemdste titel uit de Nederlandse literatuur is H.G. de Cock. Hij publiceerde in 1922 in eigen beheer het curieuze boekje De kleine neurasthenicus. Beknopte handleiding tot een ordentelijk leven. In De avonden, Reve’s debuut uit 1947, komt dit werkje, waarin een ‘arme, zenuwzwakke man’ de plicht voel om ‘een groot, een machtig, boek’ te schrijven zijdelings ter sprake. Dat groot en machtig boek moet heten: Van ’t licht en van den schaduw, van ’t violet en van den dood… En van de geestdrift.

Frank van Dijl

Dit artikel verscheen eerder in Algemeen Dagblad, 27 februari 1996.