Wat weet je van je vader?

Janneke Holwarda heeft voor de roman Kiendops oorlog een bijzondere vorm gekozen. Het is proza, maar met een poëtisch karakter wat de vorm betreft: korte regels, witregels, waardoor de stukjes proza strofen lijken. Maar ook inhoudelijk doet het verhaal aan poëzie denken. Het is een vorm die we ook kunnen vinden bij Kreek Daey Ouwens, maar daar is er nog meer weggelaten, zodat lezers zich afvragen: is dit proza of poëzie?

Janneke Holwarda heeft het verhaal opgetekend uit de mond van Willem Reinen (1930), maar ze heeft naar eigen zeggen ‘de vrijheid gekregen en genomen om zijn verhaal te romantiseren.’ Ze heeft goed geluisterd en vervolgens zijn verhaal een eigen vorm gegeven met ritmische herhalingen en sprongen in de tijd.

In 1944 is Willem veertien jaar. Hij is een nakomer. Hij moet met zijn ouders op stel en sprong weg uit Arnhem. Ze komen als evacués terecht op de Diepesteeg 17 bij een melkboer en zijn vrouw. Willem was liever bij de bakker ondergebracht, want waar een bakker is, is brood, maar daar was het vol. De melkboer wilde niet voor de bakker onderdoen. Ze heten Ekkers en het zijn onaangename mensen, die de ‘vreemdelingen’ wegkijken: christelijk met bijbelteksten en zuinige monden. Hun naam wordt steeds genoemd, ook in het meervoud: de Ekkersen, en dat klinkt hatelijk. Hun huis ruikt naar zure melk.

In het begin van de oorlog, die eindigde toen hij begon, is Willem, die Kiendop wordt genoemd, tien jaar en hij moest meemaken dat een meisje van vier jaar dood op straat ligt met een ‘rafelig gaatje in haar slaap’; dat zijn broer Bertus die naar Duitsland zou moeten, niet mocht onderduiken bij zijn ouders en daarom elders zijn heil zoekt. De oudste broer is gaan varen en daar hebben ze niets meer van gehoord. Willem wil later ook varen.

In de roman is hij aan het woord, gestileerd en gecomponeerd door de schrijfster. We krijgen een beeld van een jongen, zijn schoolbesognes, een gewelddadige onderwijzer (‘Bloednek’), toenemende interesse in meisjes en hun groeiende ‘tietjes’. Wat weet een jongen van zijn vader? Van zijn moeder? Willem zit bij het licht van een olielampje, met koude vingers een knoop uit het schaatslint van zijn houten zool te halen.

De schaduw van mijn vader valt over me heen.
Pa schraapt zijn keel.
‘Wimpie.’

‘Ja.’
‘Hier, voor jou.”

Ik kijk op.
In zijn uitgestoken hand ligt zijn nagelschaartje.

‘U bent er toch aan gehecht?’ zeg ik.
‘Ja, maar nu mag jij ‘m. Kun je later gebruiken als je sigaren gaat roken.’

Ik pak hem aan.
Wat moet ik ermee.
Ik rook geen sigaren.

Willems vader is werkloos en lijdt daar onder, maar vooral onder de gedwongen internering. Willem moet meemaken dat zijn vader zich ophangt aan een boom en dat zijn moeder van zesenvijftig een oude vrouw wordt. Willem realiseert zich dat hij zijn vader niet kent en nooit meer zal leren kennen. De schrijfster heeft er voor gezorgd dat alles wat er gebeurt door de jongen, soms half begrepen, wordt waargenomen. Dit alles in nuchtere, sobere taal, maar de lezer maakt het niettemin belevend mee. Ik moest ook wel denken aan de vertelwijze van Marga Minco. Je zou kunnen denken: een verhaal over de oorlog vanuit een jongen van tien tot vijftien? Kan dat nog? Mijn antwoord is ‘ja’, omdat het zo indringend wordt verteld.

Remco Ekkers

Janneke Holwerda – Kiendops oorlog. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 220 blz. € 20,00.