Een dode van een meter tachtig

De nieuwbakken uitgeverij Kievenaar presenteert zichzelf als de opvolger van het ter ziele gegane Coppens & Frenks, een naam die nog steeds een belletje doet rinkelen bij liefhebbers van pakweg Graciliano Ramos of Albert Cossery. Ook Kievenaar belooft uit te groeien tot zo’n uitgeverij die zich niet blindstaart op Angelsaksische landen. Zo zouden er de komende jaren onder meer vertalingen van de grote Juan Benet verschijnen, ongetwijfeld een heuglijk vooruitzicht voor wie ooit het voorrecht had om iets van hem te mogen lezen.

Maar nu is er dus al werk van Juan Carlos Onetti (1909-1994) beschikbaar, een Uruguayaan met minder naamsbekendheid dan García Márquez, Vargas Llosa e tutti quanti, maar niettemin zeer hoog aangeslagen. Het gaat meer bepaald om de novelle Afscheid, uit 1954. De boom van de Latijns-Amerikaanse literatuur zou pas in het volgende decennium plaatsvinden, en door onder meer Vargas Llosa wordt Onetti dan ook erkend als een belangrijke vernieuwer, een van de peetvaders van de moderne Latijns-Amerikaanse roman. Toch is Onetti altijd een buitenbeentje gebleven. Zijn korte, in zeer gebalde taal gestelde boeken hebben niets uit te staan met de bloemrijke, exotische romans waar García Márquez groot mee zou worden. Bij Onetti domineren de grijstinten, zijn werk wasemt steevast een diepe melancholie en tristesse uit. Bovendien schrijft hij zeer ingehouden: wat er niet staat, is minstens even belangrijk als de woorden die hij wél op papier zet. Vergelijk het met een muziekstuk waarin de stiltes tussen de noten evenveel bijdragen tot het resultaat als die noten zelf.

Dat is niet anders in Afscheid, waar we hoofdzakelijk door de ogen van de uitbater van een café annex winkeltje in een niet nader genoemd, wellicht Argentijns dorp, de man observeren om wie het verhaal draait: een ex-basketballer, ooit de grootste van zijn generatie, die aan tuberculose lijdt en zijn intrek heeft genomen in een sanatorium. Onetti zet altijd in op sfeerschepping en suggestie, en dat doet hij vaak door te focussen op ongebruikelijke details, zoals de handen van de basketballer in de openingszin:

Ik zou willen dat ik van de man, de eerste keer dat hij de winkel binnenkwam, alleen zijn handen had gezien; traag, bedeesd en onbeholpen, bewegend zonder veel vertrouwen, lang en nog niet gebruind, verontschuldigden ze zich voor hun ongeïnteresseerde manier van doen.

Zelf komt de sporter vrijwel niet aan het woord, maar dat hoeft ook niet. Zijn lichaamstaal spreekt namelijk boekdelen:

De man kwam binnen met een koffer en een regenjas; lang, met brede, afhangende schouders, groetend zonder te glimlachen, omdat zijn glimlach toch niet zou worden geloofd en al sinds tijden, al jaren voordat hij ziek werd, nutteloos was of zelfs averechts werkte.

Onetti schrijf zeer gedoseerd, voedt zijn lezers niet meer informatie dan nodig, waardoor die zelf de eindjes aan elkaar moet proberen te knopen en geneigd is om te speculeren over de afloop van het verhaal. Dus die twee vrouwen die hem schrijven en bezoeken, daarvan zal de ene wel zijn echtgenote zijn en de andere… Ook de verpleger en het kamermeisje in de novelle, allebei kennissen van de café-uitbater, roddelen driftig mee. Maar Onetti zou Onetti niet zijn als het allemaal zo simpel en rechtlijnig zou uitdraaien.

Woordeloos vertelt de basketballer zijn verhaal, ‘altijd met zijn gezicht naar de onverschilligheid van de bergen en de uren, op de vlucht voor zijn gesteldheid, voor gezichten en gesprekken die herinneringen opriepen’. Zijn lichaam vertelt wat er in hem omgaat, en in feite is dat nog niet zo gek voor een man die zijn hele leven had ‘gebaseerd op zijn lichaam, in zekere zin zijn lichaam was geweest’.

Voor hoop en verlossing is de lezer bij Onetti aan het verkeerde adres, laat staan dat hij op een happy end zou mogen rekenen, maar weemoed is zelden mooier literair verbeeld dan met de afhangende schouders van Onetti’s basketballer.

Daan Pieters

Juan Carlos Onetti – Afscheid. Uit het Spaans vertaald door Arie van der Wal. Kievenaar, Amsterdam. 96 blz. € 18.