Over tien jaar is alles anders

Een wereld zonder uitbuiting van dieren, zonder bio-industrie; hoe ziet die eruit? Zeventien stripmakers waagden zich aan een toekomstvoorspelling in De vleesvrije stad, een bundeling strips die vooruit kijkt. Dat gebeurt op een bijzondere manier. Iedere stripmaker heeft een jaar toegewezen gekregen, het geheel omvat tien jaar vanaf nu. Gus Moystad trapt af in 2021, Eva Hilhorst doet 2029. Het essay van Mark Schalken, dat aanvankelijk alles in gang zette, staat voor 2030 en Typex neemt 2084 voor zijn rekening, bij wijze van epiloog.

In zijn voorwoord vertelt initiatiefnemer Schalken hoe dit boek er is gekomen: omdat een lezing over de uitbuiting van dieren niet doorging, vanwege corona. ‘Daarom benaderde ik verwante tekenaars en schrijvers,’ zo stelt hij, en volgde er een tekenproject. Het boek is daar het resultaat van. De groep tekenaars is een interessante mix van nieuwe(re) namen en de usual suspects, om het eens oneerbiedig te zeggen: het lijkt alsof er een groepje geëngageerde stripmakers bestaat dat elkaar steeds vindt zodra er strips-met-een-noodzaak worden verlangd.

De tien verhalen in het boek zijn grafisch gezien verschillend genoeg om het een interessant geheel te laten zijn. Dat maakt titels als deze steeds de moeite waard. Sommige bijdragen zijn experimenteel, zoals van Gus Moystad, Bob Mollema, Timon Vader en Leyla Ali – de laatste illustreerde bijvoorbeeld een kortverhaal en gebruikte het kenmerkende stripidioom mondjesmaat. Heel traditioneel – dus met tekstballonnen en kaders – is alleen het werk van B. Carrot, Hedy Tjin en Typex. Er wordt genoeg geëxperimenteerd en naar mengvormen gezocht, zoals vaker het geval bij graphic journalism.

De verschillen op grafisch gebied zijn spannend, terwijl er op de inhoud hier en daar wat valt af te dingen. Omdat het allemaal urgent, wezenlijk en geëngageerd is, krijgt de lezer nogal wat voor de kiezen. Veel bijdragen leunen vooral sterk op wat er verteld moet worden: het is de noodzaak en die is niet erg luchtig. Die strips zijn meer vormgegeven meningen en feitenopsommingen, waarbij het beeldverhaal hooguit het vehikel is: die van ‘multidisciplinair beeldmaker’ Nina Mathijsen en schrijver Aetzel Griffioen is bijvoorbeeld een activistisch verhaal met plaatjes eromheen, net als de strip van Merel Barends. Aan de andere kant is de goed gedoseerde reportagestrip van B. Carrot over een boerengezin dat stopt met intensieve melkveehouderij heel invoelend en sterk. Die is samen met ‘De burger van je dromen’ van Moystad de beste bijdrage uit het boek.

Waar het op neerkomt: daar waar het engagement de boventoon voert, neemt de strip een onderdanige vorm aan – eerst het praatje en dan het plaatje. Veel bijdragen hebben een belerende toon, die niet meteen vervelend is, maar wel de neiging heeft om eenvormig te worden. De lezer wordt door het verhaal getrokken, hoeft niets zelf te bedenken of af te leiden. Eigenlijk doet alleen Typex een stapje opzij. Hij zocht naar metonymia, naar krachtige beelden buiten het discours, en vond die in een viering van saamhorigheid, waarbij vrije keuzes en idealen voor mens en dier centraal staan. Hij geeft de lezer iets uitdagends om te ontdekken, om zelf mee aan de slag te gaan. Dat is spannend.

Het boek ziet er perfect uit. Het is fors, met een opvallend ‘open ruggetje’ waarbij de roodkleurige garing van de katernen mooi zichtbaar is. Op het voorplat, dat er meer uitziet als een poster dan een boekcover, zijn kleine varkenssnoetjes in een glanslaagje aangebracht. Het grote formaat geeft alle tekenaars genoeg ruimte om uit te pakken. Het is een keuze om daarbij de bladspiegel vrijwel zonder witmarges aan te houden: sommige bijdrage knallen in het gezicht van de lezer, wat overigens mogelijk gemaakt wordt door de eerder genoemde manier van garen. Het boek kan zonder moeite helemaal worden opengeslagen; sommige spreads worden op die manier bijna kijkplaten. Een sterke keuze – met een rode draad als subtiel detail.

De vleesvrije stad is een interessant project, experiment zo je wilt. Het laat zien hoe de wereld ten goede kan veranderen, als een plaats zonder bio-industrie en zonder dierenleed. Door heel betrokken stripmakers te vragen heeft Schalken zijn doel bereikt: op een fraaie manier aandacht op te eisen voor dit vraagstuk. Of de strip als medium zijn meerwaarde heeft kunnen laten zien, is een tweede. Daarvoor zijn de bijdragen toch teveel op de inhoud gaan leunen: liever een heldere mening dat een interessante grafische vertaalslag. Wat in dit geval toch een keuze is die te waarderen valt.

Stefan Nieuwenhuis

Mark Schalken e.a. – De vleesvrije stad. Het Huis van Betekenis. 96 blz. € 22,50. devleesvrijestad.nl