Struikelstenen

Elk jaar herdenken we Auschwitz, de plek die een pars pro toto is geworden voor de ergste misdaad van de nazi’s. Maar wat denken we eigenlijk, als we dat herdenken? Proberen we tot besef te komen of denken we voornamelijk aan het protocol van het herdenkingsritueel? Voor Duitsers zijn zulke vragen pijnlijker zijn dan voor ons, want Duitsers zijn zich ervan bewust dat vooral van hun besef van erfschuld wordt verwacht.

In haar roman Het eigenlijke meet Iris Hanika de walging van Hans Frambach, employee van de centrale Holocaust-archiefdienst, over de leegheid van dat besef breed uit. Frambach is een vijftiger, getekend door eenzaam en ongelukkig zijn. Helemaal sinds de enige met wie hij vriendschappelijke contacten onderhoudt, Graziela, verslingerd is geraakt aan een getrouwde man, de eerste in haar leven die wordt aangetrokken door haar zware lijf. Was ze voordien op elk moment bereid om Frambach aan te horen, nu krijgt Joachim voorrang. Gaat ook zij zich schuldig maken aan de zonde die Frambach de Duitsers en hun omgang met het verleden verwijt, de doodzonde van acedia, van luie onverschilligheid?

Duitse onverschilligheid? En dat 2711 betonblokken tellende Holocaust-monument in Berlijn dan? Of de duizenden Stolpersteine (struikelstenen), overal in Duitsland in het plaveisel gelegd ter markering van plekken waar tot hun deportatie naar de vernietigingskampen joden woonden? Frambach constateert geërgerd dat hij de enige is die er niet achteloos zijn voetstappen op zet. En tot zijn afgrijzen is naast het Holocaust-monument een 2712e blok geplaatst met een kijkgat erin dat je een blik verschaft op een filmpje van twee elkaar kussende mannen of vrouwen. Een blok speciaal voor homo’s! Kussende mannen, respectievelijk vrouwen? Kijk om je heen in het amusementscircus dat het Potsdamer Platz is geworden en je ziet die overal, levend en wel!

Herdenkingsindustrie is het, niet gericht op het eigenlijke, op doorgronden van onmetelijk leed, maar op entertainment, net als de Hollywoodfilms over de oorlog. Erger nog vindt Frambach het zich toe-eigenen van dat leed door de kerken, die door hun associatie van Auschwitz met Golgotha suggereren dat het een hogere zin had. Zijn archiefwerk biedt hem geen soelaas. Steeds weer merkt hij dat de keuzen van zijn baas met het verleden niets te maken hebben. Onderzoek en archivering spreken niet tot de verbeelding van beleidsmakers en maken geen extra budget los. Zich internationaal laten gelden en daar publiciteit mee genereren, dat wel.

Frambach moet onder ogen zien dat wie nog steeds lijdt onder het verleden, daar zelf al toe behoort. Hoewel hij niet van luie onverschilligheid of van hang naar leed-entertainment kan worden beticht, slaagt ook hij niet in Vergangenheitsbewältigung, dat mooie Duitse woord voor verwerking van het verleden, gericht op diepgevoeld besef en op het trekken van lessen.

Het eigenlijke snijdt een loodzwaar thema aan. Maar het lukt Hanika wonderwel om het, zonder daar afbreuk aan te doen, te verbinden met het lichte van het alledaagse, soms met verrassend speelse, maar effectieve literaire middelen.

Hans van der Heijde

Iris Hanika – Het eigenlijke. Vertaling Jantsje Post. De Arbeiderspers, Amsterdam. 200 blz. € 20,00.

Een kortere versie van deze recensie stond 28 mei in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant