De illusie van de macht

In Stokerdam – een havenstad die met zijn architectonisch moderne centrum en volkswijken daaromheen sterk aan Rotterdam doet denken – lijkt de utopie bereikt. Burgers leven er met elkaar in harmonie, zijn verzekerd van een basisinkomen en een dak boven hun hoofd in ruil voor een zogenaamde tegenprestatie, en zelfs de moderne technologie die velen eenzaam maakt is er uit het straatbeeld verdwenen. Het is dus niet verwonderlijk dat Norah de Klerk, die als kind opgroeide in Stokerdam maar door haar kunstzinnige en rebelse moeder de stad inruilde voor een rondreizend bestaan, na het overlijden van die moeder als jongvolwassene terugkeert op haar geboortegrond, al gaat dat niet zonder slag of stoot.

De welvarende stad heeft de immigratiestromen van ‘gelukszoekers’ en toeristen namelijk een noodgedwongen halt toegeroepen en selecteert nu streng wie haar straten, al dan niet tijdelijk, mag betreden. Norah krijgt als oudgediende een visum toegewezen, maar moet zich continu verantwoorden tegenover het Bureau Corrigerende Dienstverlening – een orgaan dat met veel formaliteiten en een moreel kompas ervoor zorgt dat de orde gehandhaafd blijft en dat iedereen op de juiste wijze mee paradeert in de vaart der Stokerdammers.

Het wordt de lezer en Norah al snel duidelijk dat er onder de façade van orde en vooruitgang een angstaanjagende dreiging woekert voor de vrijdenkende inwoners die kritiek hebben op de semi-totalitaire staat of niet het gewenste modelgedrag vertonen. Deze buitenstaanders houden zich vooral op in de vervallen wijk Lefshaven, waar niet toevallig het familiehotel ligt waar Norah onder toeziend oog van haar dominante tante aan het werk tuigt. Deze Theresa is een fanatiek aanhanger en vriendin van burgermoeder Etna Bakermat, terwijl haar zoon Gabriel Madoz daarentegen een jong en populair raadslid is dat pleit voor meer vrijheid en inspraak van burgers, en daarmee hoge ogen hoopt te gooien in de naderende verkiezingen. Gabriels achilleshiel lijkt echter weer zijn broer Lorenzo te zijn, een voormalig illusionist die beschuldigd wordt van een onduidelijk misdrijf maar voortvluchtig is. Deze enigmatische figuur heeft dankzij zijn ontsnapping het stempel van rebel annex volksheld gekregen.

Huisden heeft (te) veel tijd nodig om het verhaal op te tuigen: de familiegeschiedenis van Norah en de politieke ontwikkelingen in Stokerdam vullen het eerste deel met eindeloos uitdijende passages. Hoewel ze hier een aantal handige verteltechnieken uithaalt voelt het herhaaldelijk achterhouden van cruciale informatie als een trucje om de puzzelstukken niet te snel op hun plaats te laten vallen. Daar komt bij dat een bonte stoet aan personages de revue passeert die later allemaal een groot of kleiner aandeel in het centrale plot krijgen, maar niet bepaald een levensechte of onuitwisbare indruk maken. Zelfs het hoofdpersonage komt wat flets over: ze is vooral een afwachtende beschouwer die veel nadenkt en piekert over haar eigen beslommeringen, zonder zich uit te spreken of actief te handelen. Wanneer Norah dat uiteindelijk wel doet heeft dit overigens nadelige gevolgen voor haarzelf en haar omgeving, wat een gedurfde cynische keuze van de auteur is.

Een personage dat wel direct van de pagina’s spat is de Houdini-achtige Lorenzo Madoz, die halverwege de roman natuurlijk onvermijdelijk op het grimmige schouwtoneel verschijnt. Samen met zijn assistent Tony brengt hij vaart en humor in het verhaal, dat vanaf dan draait om een grote goochelshow die zij op willen voeren tijdens het beslissende verkiezingsdebat. Zowel Norah als Gabriel dienen daarin nadrukkelijk een sleutelrol te vervullen en daarbij hun behoedzaamheid te overwinnen. De charlatan Lorenzo vormt met zijn chaotische streken een scherp contrast met de ordehandhavers die de dienst uitmaken in Stokerdam, en al snel heeft hij zowel Norah als de lezer op zijn vingervlugge hand.

Wat Huisden ook sterk doet is een decor schetsen: Hotel Euphoria waar Norah als kind haar gelukkige jeugd beleefde is inmiddels een vervallen bouwkeet waar alleen nog ongure types hun nachten slijten. De verlaten kamers, rommelige kelder vol vreemde spullen (waaronder een verzameling opgezette vlinders van Norahs overleden oom), lobby met kapotte piano en aangrenzende begraafplaats wekken de sfeer van een gothic novel op, zeker wanneer Norah vreemde geluiden hoort en er onverklaarbare gebeurtenissen plaatsvinden in en rondom het hotel. Het is jammer dat Huisden het mysterie dat ze hiermee opbouwt steeds weer weg laat ebben door achteraf met logische verklaringen te komen, in plaats van de lezer wat langer in het ongewisse te laten. Een scène waarin de spanning en sensatie goed worden opgebouwd is de séance die plaatsvindt in de hotelkelder, waar tante Theresa contact probeert te leggen met haar overleden echtgenoot.

‘Wie zijn al die mensen?’ vroeg Theresa. ‘Frans! We doen dit voor jou, lieverd! Waarom werk je nou niet mee?’
‘O, Frans komt eraan, hij komt eraan… Als zij hem wil laten gaan…’
‘Ik moet naar boven,’ zei Jozias zwakjes. ‘Mime is helemaal alleen. Ik kan haar niet – ‘Zijn mond viel open, zijn ogen werden groot, en nog voor ze zijn blik volgde wist Norah wat haar opa zag. Achter haar klonk een bekend geritsel. Ze draaide zich om. De zwarte vlinder stuiterde in zijn lijstje, sloeg wanhopig met zijn vleugels tegen het glas.

Waar het spookachtige de roman iets origineels en ongrijpbaars geeft, is dat wat mij betreft minder het geval met de politieke satire die uiteindelijk het centrale thema vormt. Hoewel Huisden haar fictieve stad, de wetten die er gelden en het verzet daartegen zorgvuldig en met veel details uitwerkt, blijft het geheel toch een wat kunstmatig idee. Weliswaar vallen politieke tendensen uit onze maatschappij erin te herkennen – van het ‘normaal doen’ van de VVD tot de morele agenda’s van religieuze partijen – maar de staat van Stokerdam is al wel een flink aantal stappen verder geradicaliseerd. Zeker het feit dat de burgers die zich aan de geldende normen onttrekken op Stasi-achtige wijze worden gevolgd en aangepakt, doet een beetje gedateerd aan. Het is makkelijk om partij te kiezen voor Norah’s bonte familie die in verzet komt, aangezien de hypercorrecte regering wel erg vijandig overkomt. Een grijzer conflict dat wat dichter bij onze samenleving staat was wellicht prikkelender geweest.

Aan het slot van de roman knoopt Huisden de vele lijntjes keurig aan elkaar en wordt de roman afgerond met een grootse apotheose waarin magie de strijd aanbindt met controle. Die tweestrijd, waarin je met een beetje fantasie Max Webers onttovering van de wereld kunt herkennen, is nog altijd een relevant thema in een maatschappij waarin big data en technologie alles lijken te beheersen en verklaren. Dat Huisden een goochelaar opvoert als held die als ware charlatan met trucs en chaos het volk aan zich bindt is een mooi gegeven. Hoewel de roman zeker niet in alle opzichten geslaagd is, qua vertelwijze en compositie valt er nog het nodige te winnen, en stilistisch valt er ook weinig opwindends te beleven – maken het decor en de sfeer veel goed. Huisden verstrekt boeiende thema’s en vragen om over na te denken, helaas zonder dat je als lezer van de roman op het puntje van je stoel balanceert.

Willem Goedhart

Daphne Huisden – Charlatans. Prometheus, Amsterdam. 336 blz. € 22,50.