De randen van de verbeelding en ‘de oorzaak van natte stank’

Vandaag, op 9 september, ontvangt Alfred Schaffer de P.C. Hooft-prijs 2021 voor zijn poëzie. En ter gelegenheid daarvan trakteert hij zijn lezers op een bundel met ‘alle gedichten tot nu toe’. De titel van dat voorlopige verzameld werk luidt , zo heb ik u lief. (inderdaad inclusief die komma aan het begin en de punt aan het eind). Dat is uiteraard een regel uit zijn rijke oeuvre, maar wel een opvallende keuze, want waar die komma aangeeft dat er een en ander aan dit boek vooraf is gegaan (wat niet te loochenen valt), suggereert de punt aan het einde dat het hiermee nu wel afgelopen is. Wat, durf ik zo maar te veronderstellen, geenszins het geval is. Naar de inhoud te oordelen, is die punt trouwens nog niet zo gek, want Schaffers bundels van de afgelopen twintig jaar lijken al wel heel erg een fraai afgerond geheel.

Natuurlijk mag je in gedichten de ik-figuur niet zonder meer met de dichter laten samenvallen, al is dat, toegegeven, vaak lastiger dan bij verhalend proza. In de poëzie van Alfred Schaffer lijkt dat ‘lyrische ik’, zoals het ook wel deftig heet, zich geleidelijk langs die lijn van fictie naar werkelijkheid te bewegen. In zijn eerste bundel Zijn opkomst in de voorstad uit 2000 staat dit gedicht:

Bij hoge uitzondering

Mijn gezicht zit vol met littekens,
het wisselt razendsnel van kleur
en is dikwijls onvindbaar:
moet er een reden zijn waarom ik
voortdurend op de uitkijk sta,
alsof ik iets verwacht?
In werkelijkheid verwacht ik niets.

Ondertussen ontving ik een bericht.
‘Wij willen weten wie u bent.
Wij willen u blijven waarderen.’
Een wereldreis zou geweldig zijn,

of boer worden. Tegen de avond
staarde ik vermoeid maar voldaan
naar de uitgestrekte velden, niet bewust
van mijn ernst, van dit zeldzame moment.

Geen enkele poëzielezer zal aan dit ‘ik’ iets anders dan metaforische waarde toekennen. De existentiële twijfel die het uitdraagt één op één aan de auteur toekennen, gaat natuurlijk veel te ver. Maar ligt dat dan anders bij een later gedicht, het vaak geciteerde openingsgedicht uit zijn laatste bundel Wie was ik. Strafregels uit 2020.

Mira akí!

ik kan niet slapen
ijzig nachtlicht houdt mij wakker.

klim ik uit bed loop in het pikkedonker naar de keuken.
beer onder mijn arm geklemd.

hel schijnsel en twee schaduwen achter het aanrecht.

een witte schaduw en een zwarte.
bezig aan de afwas.

lieve jongen ben je wakker
schrikt de witte.

kom eens hier kun je alweer niet slapen
spreekt de zwarte.

ik droomde dat ik jullie in mijn eentje moest begraven
zeg ik niet terwijl ik in mijn ogen wrijf.

klopt toch ook we zijn morsdood
er is niets aan de hand

ga maar weer lekker slapen.

‘Mira akí’ betekent ‘kijk hier’ in het Papiaments, een haast achteloze verwijzing naar Schaffers half-Antilliaanse afkomst. Zeker de beginscène van een kleine jongen die niet kan slapen en zijn bed uit komt, lijkt eerder anekdotisch of episch dan poëtisch. Zodoende heb je hier misschien eerder de neiging om je af te vragen hoe dicht die kleine ‘ik’ tegen de historische kleine Alfred Schaffer aanleunt. Het vervolg van het gedicht, op verhaalniveau tamelijk absurdistisch, geeft iets meer van de metaforische bedoeling bloot. De onzekerheid en de angst van het kind en de conventioneel geruststellende reactie van de ouders, komen hier veel dichter bij elkaar dan elk kind zou vrezen. Biografische zoekers willen deze woorden wellicht graag koppelen aan de te vroeg overleden moeder van de dichter, maar dat is natuurlijk veel te makkelijk. Ook hier past die ‘ik’ de meeste lezers beter dan zij denken.

De verhalende laag van het gedicht is trouwens wel een kenmerk van veel van Schaffers werk. Net als de vaak extreem lange titels van zijn gedichten. (Sinds ik als twaalfjarige ‘Have you seen your mother baby standing in the shadow’ van de Stones hoorde, heb ik een zwak voor lange titels.) Sommige van die titels bevatten zelfs meer woorden dan het gedicht waar ze boven staan. En vaak zijn ze ook nog poëtischer:

De oorzaak van de natte stank die zich sinds maandagmorgen
heeft verspreid is achterhaald. Na uren van gezoek en metingen
traceerde men de bron. Men is eruit: De dood is uitgebroken in
het land.

Daarbij komt waterstofsulfide vrij.
De walm wordt door de zuidenwind
tot ver over de landsgrenzen geblazen.
Hij is inmiddels ook op zee geroken en is helaas
veel ouderen en kleine kinderen fataal geworden.

Dit bijzondere gedicht komt uit Mens Dier Ding uit 2014. Wat al deze en andere gedichten van de afgelopen twee decennia samenbrengt, is de straf volgehouden zoektocht naar het echte onder het onechte, het ware aan de randen van de verbeelding, de non-fictie in de fictie. Het resultaat is een groot en groots oeuvre waarvan , zo heb ik u lief. de indrukwekkende neerslag vormt.

Jan de Jong

Alfred Schaffer – , zo heb ik u lief. Alle gedichten tot nu toe. Bezige Bij, Amsterdam. 718 blz. € 34,99.