Zelfcensuur

In 1992 werkte ik mee aan de schoolmethode Goed Nederlands van de inmiddels niet meer bestaande uitgeverij Jacob Dijkstra. Een methode met enkele inhoudelijke vernieuwingen waar ik nu met gemengde gevoelens op terugkijk. Ik was aangetrokken voor de fictielijn vanaf deel 2. ‘Lezen met plezier’ heette dat onderdeel en ik heb gelukkig kunnen voorkomen dat de literaire teksten werden gevolgd door een enorme lijst met grammaticale vragen. Ik heb er als beginnend leraar enorm veel van geleerd. Over de werkwijze van een auteursteam, over de belangrijkste reden om een methode te kiezen (als je met een boek gooit, moet de rug niet meteen openliggen) en over de marketing van uitgeverijen.

Hoofdstuk 1 van deel 1 opende met het ‘BOVO-lied‘ van Gon Hoefsloot. Het eerste couplet gaat aldus:

Nog vorig jaar was ik de spetter
en ook de oudste van de school
de kleintjes keken naar me op joh
in ’t verleden was ik ’t idool!
ik droeg als eerste een behaatje
ik was als eerste ongesteld
Nu zit ik op de middelbare
en word opeens niet meegeteld.

Deze woorden zorgden ervoor dat een school op reformatorische grondslag afzag van de aanschaf van het boek. Het ging om het woord ‘ongesteld’ en dat had in de verte met vruchtbaarheid en voortplanting en dus seks te maken en dat woord was dus taboe in de brugklas. Het werd ons aangeraden om bij de volgende delen wat voorzichtiger te zijn. Het artikel van Maarten Dallinga in NRC Handelsblad van gisteren over de zelfcensuur bij educatieve uitgeverijen is van alle tijden.

Het is goed om principes te hebben, maar als een scholengemeenschap van meer dan duizend man besluit om je methode niet te kiezen, dan is dat een grote strop. Eén schoolmethode gaat doorgaans vijf jaar mee en als ie bevalt en wordt de herziening ook genomen. Niet alleen deel 1 gaat vijf jaar mee, maar ook de delen voor de vervolgklassen, de docentenhandleidingen en de toetsboeken. Eén school kan goed zijn voor duizenden exemplaren en dat kan gewoon werkgelegenheid betekenen voor een aantal mensen op een uitgeverij. Dan worden je principes vanzelf wat rekbaarder.

Toen ik met anderen werkte aan het Basisboek Literatuur konden we doen en laten wat wilden, omdat de uitgeverij klein was (de naam Uitgeverij kleine Uil geeft het al een beetje weg) en ik zelf de inhoudelijke redacteur was. Die vrijheid voor een maker is essentieel. Zodra er voorschriften, regels en verboden om de hoek kijken, wordt jouw product een schaduw van wat je werkelijk had willen doen. Je moet wel de financiële mogelijkheid hebben om je die vrijheid te kunnen permitteren.

Goed Nederlands behaalde 10 procent van het marktaandeel, maar moest Nieuw Nederlands van Wolters-Noordhoff, dat een jaar eerder op de markt was gekomen, voor laten gaan. Uitgeverij Jacob Dijkstra werd overgenomen door Wolters-Noordhoff en twee methoden Nederlands bij één concern was een beetje te veel van het goede en dus werd Goed Nederlands geliquideerd. Het auteursteam van Nieuw Nederlands is in de begintijd schathemeltjerijk geworden. Maar wij mochten niet klagen, want wij werden met een gouden handdruk van 25.000 gulden naar huis gestuurd (waarover ik een enorme belastingaanslag kreeg plus alvast een voorlopige aanslag voor het jaar daarna, waarna er minder van over bleef dan ik hoopte). Het Basisboek Literatuur heeft inmiddels zeven drukken gekend en is hard op weg naar de achtste. Tel uit je winst.

Coen Peppelenbos