Het najagen van Tsjwang-tseense vlinders

de Lach van de Sfinx, de nieuwe dichtbundel van Frans Kuipers, is speels van inhoud en speels van vorm, maar de gedichten zijn vaak ook raadselachtig – de lach en de sfinx uit de titel dekken de lading. De bundel is een drieluik waar rond het middelste paneel, het wat langere gedicht ‘Zonnesteen’ twee panelen van 26 gedichten elk staan. Deze gedichten zijn beide malen genummerd, of liever geletterd, ‘a’ tot en met ‘z’.

Kuiper speelt in zijn gedichten volop met de taal, en via die taal ook met de lezer. Met voelbaar plezier is de dichter dat spel aangegaan, niet met de bedoeling om te winnen maar om te verrassen en, misschien nog wel meer, om zelf verrast te worden. Neologismen en bijzondere zinsconstructies zijn in haast ieder gedicht terug te vinden.

Dingenstilte die duurt het langst
         spartelvis in de reigersbek die is het bangst

Schrijf niet: dit ondermaanse,
         schrijf beter: dit zondernaamse

Er zijn dingen en dunkers.
         Alle dunkers zijn mijdunkers.
Alle dingen zijn bijzonder mijzonder.

Aldus het gedicht ‘i’ in het eerste deel, dat ‘Stupore is de Sterre van de Zeggezee’ heet. In dit eerste deel is de ik-figuur nog erg op zoek naar zijn plaats in de wereld. ‘In de nulde persoon enkelvoud / aangekomen alhier’ begint een van de eerste gedichten. De zoektocht voert ‘zonder alfabetzadel’ naar vele eerste kennismakingen, vooral naar die met de poëzie.

Pleiadeer me, pacific me,
         spiel mir noch einmal de liefde op het eerste gezicht
en W. Whitman mag weten
         alle gezichten zijn het eerste gezicht,
hartspapaver me, laat mijn telraam niet stoffig worden.

Hoewel het derde paneel een veel latere levensfase suggereert, wil dat niet zeggen dat de zoektocht voorbij is, het gezochte gevonden. De titel van die afdeling, ‘Ik wil van stromend water een kloosterkleed, eindelijk weten hoe ik heet’, laat wat dat betreft niets te raden over. Het tweede gedicht, dat natuurlijk ook hier ‘b’ heet, formuleert het al even helder als meedogenloos:

Waar beginnen als er geen beginnen aan is?
         Killroy was here en het huis van ooit heeft hier gestaan

en de plaggenhut van Alette stond hier bij de poel
         waar de varkens toen knorden en de vermoeide marskramer

kwam hier voorbij en de kraai heeft het gezien
         en de Romein rustte hier uit onder de eik

en Alleen Op De Wereld en Mankepoot lagen hier
         achter de struiken en het moordenaarsmes

moet hier nog ergens liggen onder de zoden
         en uitgeblazen zijn al die verhalen en de harde feiten

zijn fictie geworden of zijn dat godweet altijd al geweest.

Die laatste regel lijkt me cruciaal in het universum van de Lach van de Sfinx. Want soms is de verbeelding weliswaar overduidelijk aan de macht (‘Blauw is het witte paard / waarop men naar hier kwam gevlogen’), en op andere momenten lijkt er een harde realiteit door te schemeren (‘mijn universiteit was de straat, / mijn universiteit was een blauw kinderzwembad / in het Amsterdamse Bos, / mijn universiteit was een armetierige echtscheiding’). Maar hé, het is poëzie hè! Het spel van de dichter moet de lezer wel doorspelen, dat is nou eenmaal de poëticale afspraak. Neem niets voor echt aan. Het afsluitende z-gedicht zegt daar iets belangwekkends over:

Er zijn de dingen bij daglicht
         en er is het nachtelijk sterrenverhaal
voor mensheids hersenpan te kolossaal.
         Stil is het zelden overal krioelt het
er zitten papiervisjes in mijn manuscript.
         Ik moest door sneeuwrijken
en sinaasappellanden gaan,
         ik zat een Tsjwang-tseense vlinder achterna.
Er is toeval en er is de fantasie
         maar toeval is fantastischer.
Er is de vogel in de lucht en het paard in de wei
         door een waterplanetair ringetje gehaald
van Zonnecircus Bloed net als wij.

Echter dan dit wordt het niet, niet in de energieke en bruisende gedichten van Frans Kuipers en misschien ook wel niet in de tastbare wereld om ons heen. Want als daar geen plaats is voor het najagen van Tsjwang-tseense vlinders, kun je je in alle ernst afvragen of het leven wel zin heeft.

Jan de Jong

Frans Kuipers – de Lach van de Sfinx. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 80 blz. € 21,99.