Ode aan de nationale competitie

In de doorsnee boekhandel is tegenwoordig veelal een aparte tafel te vinden met boeken over voetbal: van semi-autobiografische epistels van talentvolle voetballers en succesvolle trainers tot kronieken over clubs van weleer of reconstructies van legendarische toernooien. Meer dan eens belandt zo’n titel hoog in de bestsellerlijst: een boek over ’s lands populairste sport is immers een dankbaar verjaardags- of kerstcadeau. De kwaliteit hiervan wisselt sterk: sommige boeken zijn Wikipedia-achtige verzamelingen van onzinnige feitjes of persoonlijke anekdotes en/of ontboezemingen waar vrijwel niemand op zit te wachten. Er zijn echter ook sportjournalisten en schrijvers die in staat zijn om atleten en wedstrijden op een wervelende manier te beschrijven die het triviale van de sport zelf ontstijgt; denk aan Wilfried de Jong, Hugo Borst, Marcel van Roosmalen of Frank Heinen. De 25-jarige Michel Doodeman maakt met zijn debuut Doorspelen. Een kroniek van cultvoetbal in de Eredivisie meteen aanspraak om zich in dit illustere rijtje van grote sportschrijvers te voegen.

Het wonderlijke van dit boek zit hem al direct in de keuze van het onderwerp: Doodeman beschrijft verhalenderwijs het seizoen 2010/2011 in de Eredivisie. Waar een jaartje voetbal een decennium later inwisselbaar lijkt met de seizoenen ervoor of erna, weet Doodeman op overtuigende wijze duidelijk te maken dat we hier met een bijzonder en wonderlijk seizoen te maken hadden. Een beknopte greep uit de beschreven gebeurtenissen: Ajax werd na de ‘Fluwelen Revolutie’ van Johan Cruijff voor het eerst in zeven jaar weer landskampioen door op de laatste speeldag in een rechtstreeks duel om de titel te winnen van FC Twente, een kleurloos spelend PSV won met 10-0 van een jong Feyenoord vol latere sterspelers, Vitesse werd overgenomen door een steenrijke Rus maar kwam voetballend pijnlijk tekort, een onbekende Belg van een club uit het rechterrijtje werd topscorer (en later hovenier) en vele bekende voetballers bij kleinere ploegen braken dat seizoen door of gingen juist na mooie carrières onverwachts ten onder.

Hoewel Doodeman zeker niet voorbijgaat aan de successen en deze probeert te ontleden, heeft hij duidelijk een voorliefde voor de markante en vergeten voetballers, zoals Cheick Tioté (Roda JC, FC Twente), Ahmed Musa (VVV Venlo), Maceo Rigters (Willem II), Leonardo (NAC Breda), Oussama Assaidi (SC Heerenveen), Jacob Lensky (FC Utrecht), Oleguer (Ajax), Ryo Miyaichi (Feyenoord), Mihai Nesu (FC Utrecht) en Pamodou Kah (Roda JC). Velen krijgen een eigen hoofdstukje toebedeeld, waarin Doodeman enerzijds probeert hen als voetballer te typeren en anderzijds het vervolg van hun carrières en levens schetst. Er zitten genoeg treurige verhalen tussen: van drugsverslavingen tot verlammende blessures, maar net zo goed vrolijke en relativerende vertellingen van voetballers die heel even in de spotlights stonden en nu een doorsnee baan en bestaan als ieder mens leiden. Sommige verslagen zijn haast te ongeloofwaardig, zoals een bezoek aan twee leden van de Nigeriaanse fanclub van VVV, maar Doodeman weet het zo meeslepend en vooral humoristisch op te schrijven dat je het niet wilt controleren.

Het gevaar van een boek als dit is dat het op den duur wat veel van hetzelfde wordt, maar Doodeman weet dat op twee slimme manieren te voorkomen. Allereerst beschrijft hij het seizoen door uit elke speelronde (vierendertig in totaal) één wedstrijd te kiezen, waarvan hij dan geen samenvatting geeft, maar inzoomt op een speler, trainer of ander wonderlijk detail uit die bewuste confrontatie. Daarbij veroorlooft hij zich gelukkig ook vrijheden door terug en vooruit te spoelen in de tijd of vergelijkbare spelers en clubs in zijn verhaal te betrekken, zonder daarbij de thematische samenhang uit het oog te verliezen. Daarnaast kiest hij af en toe een alternatieve vertelvorm die aansluit bij het onderwerp, zoals een opsomming van de acht meest opzienbarende momenten uit de carrière van NAC-trainer Robert Maaskant (‘die keer toen hij viral ging in Polen’, ‘die keer toen hij klaar was met de voetbalwereld en een uitzendbureau voor studenten begon’, ‘die keer toen hij zich al tai-chiënd liet filmen terwijl hij iemand door zijn tuin heen wierp’), of tienmaal een wisselend perspectief van een speler, trainer of supporter bij de 10-0 van PSV-Feyenoord, of een reeks citaten uit de documentaire over het rampseizoen van Willem II die zonder het ironische commentaar van Doodeman al grappig genoeg zijn. Soms overspeelt de auteur zijn hand door iets te vaak leuk te willen zijn (overbodige voetnoten, misplaatste vergelijkingen of meta-commentaar op zichzelf), maar meer dan eens weet hij uit wonderlijke, treurige en bizarre voorvallen het (tragi)komische aspect fijnzinnig te destilleren.

Zoals Doodeman zelf ook ruiterlijk toegeeft in zijn voorwoord, drijft dit boek voor een niet onbelangrijk deel op nostalgie. Al lezende had ik vele ‘oh ja’-momenten bij bepaalde spelers of zelfs momenten uit wedstrijden, en het is mooi dat Doodeman die herinneringen ophaalt. Hij weet echter vaak genoeg heel wat aan zo’n herinnering toe te voegen en het verhaal een stuk kleurrijker te maken dan de informatie die wekelijks via Studio Sport of verslagen op de nieuwssites tot je komt. Neem keeper Ronald Graafland, die jarenlang het doel van Excelsior verdedigde en enkele jaren later ineens opdook als reservedoelman van Ajax, waarvoor hij overigens nooit een wedstrijd keepte. Graafland had zijn schoenen eigenlijk al aan de wilgen gehangen en de snackbar in Krimpen aan de IJssel van zijn overleden vader overgenomen, toen hij terugkeerde als keeper. Zo’n verhaal wordt door Doodeman als volgt aangevangen:

Het bakken van een perfecte kroket is een kunst, weet Ronald Graafland. De kroket moet van binnen op temperatuur zijn, een knapperige korst hebben én niet barsten. Zo nu en dan komt er een klant binnen die grijnzend opmerkt dat het frituren van een snack ‘hetzelfde is als ballen tegenhouden’. Het beste is om dan maar te knikken, ondanks dat keepen helemaal niks te maken heeft met het bakken van een kroket.

Na een introductie als deze (en het opzoeken van Graafland op Wikipedia) krijg je direct zin om te lezen hoe deze vergeten doelman in een snackbar is beland.

In de vele van dit soort alledaagse, maar eveneens ontroerende, vrolijke of onwaarschijnlijke verhalen zit de kracht van dit boek. Doodeman laat terecht de kille, nietszeggende cijfers van uitslagen en ranglijsten achterwege om de menselijke aspecten van voetbal te belichten. Tel daar zijn voorliefde voor markante cultfiguren, kleine clubs die tegen de klippen oproeien en tragikomische daden bij op, en je hebt voldoende leesvoer voor een vermakelijk, verrassend boek over de Eredivisie. Eenieder die destijds uren voor zijn tv zat en inmiddels vrijwel alles van het wonderlijke seizoen 2010/2011 is vergeten, kan zijn hart ophalen met dit fijne boek. Het is reikhalzend uitkijken naar de volgende kroniek van deze talentvolle sportschrijver.

Willem Goedhart

Michel Doodeman – Doorspelen. Een kroniek van cultvoetbal in de Eredivisie. Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Amsterdam. 304 blz. € 21,99.