Je geliefd te weten

Voor Mary, haar vierde roman, deed Anne Eekhout grondig onderzoek naar het leven van de beroemde Mary Shelley, auteur van Frankenstein. Mary heeft haar leven gedetailleerd bijgehouden in dagboeken. Eekhout zocht, zoals ze in een interview in het blad Vol van boeken zegt naar ‘een kiertje waar ik tussen kon gaan zitten’. Dat vond ze: Shelley heeft zelf altijd gezegd dat haar jeugd in Schotland cruciaal is geweest voor het ontstaan van Frankenstein. Maar haar dagboeken van juist die bepalende periode zijn verloren gegaan. In de roman Mary vult Eekhout die onbekende fase uit Mary’s leven aan met haar verbeeldingskracht. Maar ze beoogt meer dan dat. Ze thematiseert het gegeven dat fantasie belangrijker is dan de waarheid, helemaal in lijn met wat Mary Shelley daarover schreef: ‘Telling the best possible story matters more than the truth.’

We begeven ons in de roman alternerend in twee periodes uit Mary’s leven: de roman start in het jaar 1816 in Genève, waar Mary samen met haar geliefde Percy Shelley, stiefzus Claire en schrijvers Johan Polidori en Lord Byron in de zomer aan het meer verblijft. Maar van een echte zomer ontbreekt ieder spoor, want de regen klettert onafgebroken troosteloos tegen de ramen en het zwerk flitst van de onheilspellende weerlichten. Het weer noopt hen om binnen hun vertier te zoeken. Ze lezen elkaar spookverhalen voor en Byron stelt voor een schrijfwedstrijd te houden. Wie kan het spannendste griezelverhaal schrijven? Mary doet ook mee en ze schrijft de eerste versie van de novelle Frankenstein.

Overdag dwaalt Mary geregeld in haar gedachten af naar haar moeder die in het kraambed overleed toen zij ter wereld kwam. En ’s nachts, tijdens het heksenuur, wordt ze altijd wakker: ‘Iedere nacht sterft ze, haar dochter.’ Zo is haar leven gekleurd door verlies. Tel daar de mysterieuze relatie tussen haar geliefde Percy en haar stiefzus bij op en je snapt waarom Mary eenzaam is, waarom ze vooral opgesloten zit in haar hoofd en vaak overmand wordt door ‘een doffe droefgeestigheid’. Eekhout geeft in deze verhaaldraad vorm aan de feiten en ze maakt met haar verzinsels van Mary een waarachtige gestalte.

In de andere verhaallijn gaan we terug met Mary naar Dundee, Schotland, in het jaar 1812. Mary verblijft bij vrienden van haar vader. Een gezin dat ook getekend is door het verlies van de moeder. Met een van beide dochters, Isabella, beleeft Mary een stormachtige zomer. Alle geijkte elementen van de gothic novel zijn aanwezig: onvoorspelbare krachten, de sublieme natuur, mysterieuze personen, hekserij, de roes door drugs of drank, romantiek en heel veel onnatuurlijke gebeurtenissen. Ook in deze verhaaldraad is elkaar verhalen vertellen verheven tot een kunst. De tweede vrijdag van de maand vertelt ieder die wil een verhaal, waargebeurd of verzonnen. Mary doet direct mee aan deze familietraditie en haar eerste verzinsel valt in zeer goede aarde bij de familie Baxter. Mary is trots op zichzelf:

Ik had iets genomen uit de werkelijkheid en het verdraaid en uitgesponnen tot het meer was dan wat er echt gebeurd was. Tot het meer was dan de waarheid.

Voor Mary stromen fantasie en werkelijkheid nog vloeiend in elkaar over, ze staat met haar veertien jaar op de breuklijn die loopt tussen de kindertijd en volwassen zijn. Mary mijmert, fantaseert, is bang, schrikt vaak en voelt zich geïsoleerd van de mensen om zich heen. Als ze achttien is, kent ze nog steeds dat immense gevoel van existentiële eenzaamheid. Anne Eekhout vult de onbekende passage uit Mary’s leven origineel in. Dankzij haar inbeeldingskracht denk je anders over het ontstaan van het monster van Frankenstein. Wat Isabella en Mary samen beleefden zou zomaar echt gebeurd kunnen zijn. Het is Eekhouts verdienste dat je dat gelooft.

Het zijn echter de literaire stijl en de psychologisering van Mary die niet genoeg overtuigen. De novelle Frankenstein doet qua diepgang vermoeden dat de historische Mary meer intelligentie bezat dan Eekhout haar toedicht. Eekhout scheert over de oppervlakte als het over de scheppingskracht van de kunstenaar gaat, over vrouw-zijn of over de relatie tussen werkelijkheid en waarachtigheid. Ook laat ze Mary te vaak in clichés en platgetreden beeldspraak denken:
‘Ik merkte dat mijn hart heviger begon te kloppen. Het bonzen was als klokgelui, zoals wanneer je hoog in een kerktoren de slagen door je lichaam voelt.’ En: ‘Een donderslag van onwerkelijke proportie laat hen opschrikken.’ Of: ‘In mijn buik wentelde een zwarte sliert.’ En: ‘Een donker gevoel klom in mijn borst omhoog.’ En: ‘Mij hart sloeg een aantal koude, snelle slagen.’ Of: ‘Ik trilde en de trilling kwam voort uit het diepste van mijn ziel.’ Op bijna iedere pagina is iemand bang, gebeurt er iets vreemds, is er iets onwerkelijk of onwaarschijnlijk. Mary’s gevoelens en gedachtes worden allemaal voorgekauwd. Een lezer hoeft alleen maar te ondergaan, volgzaam. Met net wat minder dromen, angsten en heksen en wat meer stilistische creativiteit had het verhaal diepere lagen kunnen ontsluiten. Vooral over het verlangen dat het monster Frankenstein juist kenmerkte: de diepgekoesterde, universele wens om ergens bij te horen en je geliefd te weten.

Miriam Piters

Anne Eekhout – Mary. De Bezige Bij, Amsterdam. 382 blz. € 24,99.

Lees ook deze recensie van Mary