Een hoeraatje voor Marc van Oostendorp

Dit jaar heb ik voor het eerst (en ook voor het laatst, ben ik bang) een artikel geschreven voor een wetenschappelijk tijdschrift. Het artikel over Godenslaap van Erwin Mortier verscheen in het tijdschrift voor vakidioten Internationale Neerlandistiek. Toen ik de eerste versie ver na de deadline verzond duurde het weken voordat er een reactie kwam. Ik moest alle leuke zinnetjes schrappen. Zinnetjes waarin een persoonlijke opvatting naar voren kwam, zinnetjes die een bepaalde subjectieve waardering weergaven. Het was een interessante ervaring, vooral omdat ik in stukken voor literaire tijdschriften, kranten en voor dit weblog juist waardering krijg voor zinnetjes die weleens de bocht uit kunnen vliegen, zinnetjes met een al dan niet begrepen grap, zinnetjes met particuliere woede of frustratie, zinnetjes, kortom, die een stuk lekker om te lezen maken.

Gelukkig hoef ik mij als HBO-docent geen zorgen te maken over wetenschappelijke publicaties: die worden van een HBO-docent niet verwacht. Onwetenschappelijke publicaties worden ook niet van een HBO-docent verwacht. Sterker nog: als je een keer iets kritisch naar buiten brengt dan wordt vanuit hogere gremia je school benaderd of het niet wat minder kan. Dat druppelt dan via een afdelingshoofd door naar een teamleider en dan moet je maar hopen dat je een teamleider hebt zoals ik die discussie juist als een van de wezenlijke bestanddelen van hoger onderwijs ziet.

Als redacteur van een onafhankelijk weblog volg je met belangstelling andere weblogs. Een van de boeiendste weblogs is het zeer actieve Neerlandistiek waar enorm veel taalkundige en letterkundige onderwerpen langskomen. Als je wilt weten wat er gaande is binnen de Neerlandistiek dan is dat het podium waar van alles gebeurt. De drijvende kracht achter dat weblog is Marc van Oostendorp. Een beter medium om mensen te enthousiasmeren voor het vak en kennis te laten maken met de breedte van het vak is er niet. Een zeer belangrijke schakel tussen universiteit en maatschappij allemaal in de vrije tijd uitgevoerd.

In ‘Sombere gedachten onder de kerstboom‘ schrijft Van Oostendorp vandaag dat zijn werk in de ogen van vakbroeders niet zo heel veel voorstelt.

Het was voor mij persoonlijk het jaar waarin iemand die ik respecteerde, mij vertelde dat alles wat ik voor Neerlandistiek doe, eigenlijk niet telt. Technisch: dat het allemaal samen gelijk staat aan één publicatie. Dat is belangrijk in deze kwantificerende tijden. […] Het was het jaar waarin duidelijk werd hoe de mensen die braaf binnen de lijntjes kleuren, en geen bizarre dingen doen als een elektronisch tijdschrift onderhouden dat op geen enkele manier past binnen welk rekenmodel ook, dat door geen visitatiecommissie wordt opgemerkt en alleen wordt gelezen door mensen die niet voortdurend druk zijn met scoren – dat zulke mensen makkelijk geraakt kunnen worden.

Zo gaat de column verder met nog wat sombere gedachten over de intellectuele discussie aan universiteiten, maar gelukkig wel met een enigszins positief einde. Stel je voor dat Neerlandistiek er opeens mee ophoudt, omdat de aanjager er genoeg van heeft bijvoorbeeld, wat blijft er dan over voor mensen die een beetje willen bijhouden wat er binnen de Neerlandistiek gebeurt? Het tijdschrift Internationale Neerlandistiek heeft een iets kleiner bereik, vermoed ik, dan Neerlandistiek. Mag ik als eenvoudig HBO-docent en als collega-redacteur oproepen tot een hoeraatje voor Marc van Oostendorp? Dat hij bestaat en dat hij dit volhoudt?

Coen Peppelenbos