Niet meer omkijken

Er zijn van die plekken waar continu mensen aanwezig zijn, door elkaar bewegen, waardoor je ze al snel slechts als schimmen ziet, exemplaren van een vage soort. Een luchthaven is misschien wel de ultieme plek voor zulke anonieme ontmoetingen. In haar debuutroman Honingeter stelt Tülin Erkan scherp op drie mensen, die als het ware wonen op een luchthaven, om precies te zijn die van de Turkse miljoenenstad Istanboel. Niet in de eerste plaats om hun persoonlijke verhaal, maar eerder als vertegenwoordigers van de groep mensen die tussen twee of meer culturen leven.

Tülin Erkan weet waar ze het over heeft. Ze groeide op in de Belgische stad aan zee Oostende bij een Franstalige moeder en een Engelstalige grootmoeder, terwijl ze haar zomers doorbracht bij haar vader in Turkije. Hoe moet je jezelf dan noemen en voelen, wat is je identiteit? Leven tussen meerdere culturen is zelfs in onze jaren nog een wat ongemakkelijke positie. Terwijl dat niet zo zou hoeven zijn, want de groep groeit explosief. Het is niet eens gedurfd om te veronderstellen dat uiteindelijk iedereen tot die groep gaat behoren.

Maar voor het zover is, zitten mensen als Sibel, Ömer en Wernicke, de drie personages uit Honingeter, ermee. Sibel, een gesjeesde student diergeneeskunde komt al vroeg in deze roman letterlijk in beeld bij de oude luchthavenbeveiliger Ömer, die niet meer ‘naar huis’ gaat. De schermen die via talloze camera’s de enorme luchthaven weergeven zijn zijn wereld, zoals de verschillende terminals dat voor Sibel zijn. Later komt daar de lange tijd in pilotenuniform gestoken Wernicke nog bij. De laatste speelt uit zelfbehoud de rol van piloot, maar hij is ziek en al lang niet meer in functie, toch doet zijn uniform nog steeds wonderen.

Wat volgt zijn uiteenlopende gebeurtenissen, onderlinge gesprekken tussen de drie, die iets van zichzelf in de ander herkennen. De leegte tussen het (familie)verleden en de eigen toekomst, de onzekerheden over het harde bestaan, de houding ten opzichte van mensen die wel (menen) een ‘thuis’ (te) hebben, de moeite om ruimte in te nemen. Zo praat Sibel lange tijd niet, pas als haar contact met de anderen verbetert, herkent ze haar waarde en durft ze haar mond open te doen. Dan blijkt ze van grote betekenis voor de andere twee ‘daklozen’, die ook maar wat proberen.

Erkan markeert de (korte) hoofdstukken die vanuit het perspectief van beveiliger Ömer geschreven zijn met het icoontje [REC], wat zeker in het begin noodzakelijk is, omdat het even duurt voor je als lezer begrijpt over wie het gaat. Jij ziet op die momenten de beveiliger, die op zijn beurt Sibel bekijkt via een van de camera’s.

Wel of niet vertrekken is de grote vraag die boven het verhaal zweeft. Wat brengt vertrek en kun je niet beter blijven waar je bent? Vooruitgaan lijkt het antwoord: afscheid nemen en niet meer omkijken. Ömer werkte ooit in België, maar ging terug naar Turkije. Toch draait hij tijdens zijn diensten altijd Jacques Brel: ‘Dan wacht mijn land… mijn vlakke land’. Hij werd het slachtoffer van zijn twijfel. Sibel aarzelt over België, maar begrijpt ten langen leste dat de luchthaven geen toekomst biedt en Wernicke lijkt de draad compleet kwijt.

Vanuit mijn perspectief is Wernickes lichaam een en al kostuum, zo goed verstopt onder al die lagen textiel dat ik niet eens zie hoe ver zijn lichaam reikt. Niet omkijken. Wie hij is voor mij en wie ik ben voor hem, we weten het niet.

Honingeters, waar deze invoelende roman naar genoemd is, behoren tot de familie van de zangvogels, maar dreigen uit te sterven omdat de vogels hun eigen zang niet meer herkennen, staat voorin het boek. Die gedachte doortrekken naar de drie personages stemt niet opgewekt, maar Erkan is knap en effectief in het gebruik van haar vaak heel poëtische metaforen. Een grote doos Turks fruit, honingzoet en kleurrijk, is de andere kant van het verhaal. Zelfs de ook op de luchthaven zwervende oude hond, die zo graag bij Sibel slaapt, kan de snoepjes erg waarderen.

André Keikes

Tülin Erkan – Honingeter. Pelckmans, Kalmthout. 208 blz. € 20.