Joechei, wat hebben wij een leesplezier

Woordhaat. Een ieder die met taal werkt kent het fenomeen. Persoonlijke (over)gevoeligheden spelen een rol, maar los daarvan kun je je verbazen over de leegheid van veel termen. Zo werd het aan winkelpersoneel opgelegde ‘Nog een prettige dag verder’ in de loop van de tijd een ironische wens. Wat moeten we toch met ‘leesplezier’?

Een associatieve manier van denken is niet alleen een bron voor mooie ideeën en artisticiteit. Betrekkingswaan kan gruwelijke vormen aannemen, maar om iets van het verschijnsel te snappen moet je het klein houden. Zelf zie ik bij de term ‘leesplezier’ altijd beelden voor me van ouderwetse prentjes met vrolijke getekende kinderen. Iets met een meiboom en linten of zoiets. Ze dansen en huppelen in het rond. Dan stopt even het accordeonspel en reppen de kinderen zich naar houten tafels, waarop opengeslagen boeken liggen. Ze lezen enkele regels en dat zorgt voor zo veel leesplezier dat ze daarna nóg enthousiaster zingend rondhuppelen.

Het lijkt een onnozele associatie, maar ‘leesplezier’ is allerminst een neutrale term. Het woord heeft iets stichtelijks, lijkt te verwijzen naar schoolfrikken, kinderbijbels, binnen de lijntjes kleuren, armpjes over elkaar, met twee woorden spreken. In ieder geval staat het ver af van spannend, absurd, uitdagend, meeslepend, geil of afwijkend van wat je gewend bent. Op het oubollige ‘leesplezier’ is geen vlekje of krasje te herkennen. Verstikkende braafheid. En daarmee moet je dan de strijd aangaan met bloedstollende games, TikTok of wat er nog meer bestaat aan per seconde wisselend oogsnoep.

Je ergeren aan specifieke woorden wordt terecht als wat kleingeestig gezien. Taal verandert nu eenmaal, daar moet je tegen kunnen, ook al verdwijnen er soms eminente termen en komen er niksige woorden en uitdrukkingen voor in de plaats. Wie betaalt bepaalt, dus spoeden wij ons rap naar een steeds Angelsaksischer samenleving. What the hell?

Oud-minister Hans van Mierlo schreef ooit in Hollands Diep, het culturele tijdschrift dat eind jaren zeventig in zijn krantenpapieren oervorm slechts enkele jaren niet al te succesvol bestond, over woordhaat. Het bracht de oprichter van D66 er toe jarenlang de politiek te verlaten en die volkomen te mijden. De volstrekte leegheid van de parlementaire terminologie, die een diepe afkeer van de taal veroorzaakte, was voor hem niet meer te verdragen. Maar buiten de politieke vergaderzalen woekeren vergelijkbare verschijnselen.

In de marketing praat iedereen elkaar na. ‘Ga nu snel naar je favoriete boekwinkel’ kan ik maar niet begrijpen, aangezien het hier om een oproep aan lezers gaat. Snel? Favoriet? Als er nou iets niet met snel te maken heeft, dan is het wel het kopen en lezen van boeken. En favoriet? De meeste plaatsen kennen nog hooguit één boekwinkel. En heb je een voorkeur voor Bol, dan kun je zelfs blijven zitten ‘in je luie stoel’, wat dat anno 2022 dan ook wezen mag. Maar de weinig originele kretenbouwer en zijn talrijke volgelingen menen kennelijk dat je boeken prima kunt vergelijken met fietsen of schoenen. Ga nu snel naar je favoriete fiets- of schoenwinkel.

Dat je op scholen ‘leesplezier’ gebruikt om de jongsten onder ons duidelijk te maken wat boeken voor je leven kunnen betekenen, daar valt best nog wat voor te zeggen. Al begin ik al te aarzelen wanneer ondernemingen ‘leesplezierlessen’ aanbieden, compleet met ‘klantenservice’, ‘infodesk en support’ https://www.derolfgroep.nl/inspiratie/gratis-leesplezierlessen/ of 25 ‘leespleziercertificaten voor €6 https://www.destulp.nl/nl/1551381/avi-certificaat-leesplezier/. Leesplezier als verdienmodel.

Merkwaardiger wordt het als je, al ver na je schoolleeftijd, steeds opnieuw met dat woord wordt geconfronteerd. Na inloggen op de website van De Groene Amsterdammer bijvoorbeeld, na het aanvragen van de nieuwsbrief van De Bezige Bij, in een mail over bezorging van de Volkskrant, in een welkomstwoord van het Meertens Instituut, in de welkomstmail van de NRC (ook ‘luisterplezier’, want podcasts lees je natuurlijk niet) en in de promotietekst van De Telegraaf (De krant ‘geeft iedere ochtend veel leesplezier en geeft u een fijn moment voor uzelf’). Niet zelden staat er de naam van de hoofdredacteur zelf onder, maar het zullen ongetwijfeld de terzake opgeleide commerciële communicatiespecialisten zijn die tekstjes met dergelijke holle frasen componeren.

Het is onvermijdelijk dat de term ‘leesplezier’ daardoor aan inflatie onderhevig raakt. En zeg nu zelf: hoe veel ‘leesplezier’ beleef je eigenlijk aan een krant of opinieweekblad. Covid, klimaatverandering, grootschalige belastingontwijking, racisme, seksisme, eendimensionaal woke- en cancelgedrag, arrogante majesteiten en dito families, uitsterving van plant- en diersoorten, opkomst van autoritaire regimes, het is allemaal ellende meneer. En dan heb je ook nog de Frits Bom-wording van ooit literair criticus Arjen Fortuin in de NRC. Dat ontneemt je toch alle leesplezier.

Er is al heel wat gezegd en onderzocht op het gebied van leesbevordering. Zoals de kerken al decennia krampachtig aan geloofsplezier werken in de vorm van fijne kleurplaten en zingen met een dreuntje, sportscholen je aanpraten dat afzien écht heel tof kan zijn en stoppen met roken een leuke uitdaging is. Het helpt allemaal niets. Aandacht moet je verdienen met gedurfde en spraakmakende boeken en bladen. Dat is heel wat anders dan grijsgedraaide marketingriedeltjes verkopen of mensen benaderen op een manier die op een zondagsschool in de jaren vijftig niet zou misstaan.

André Keikes