In zijn Volkskrant-column van vandaag geeft Peter Middendorp een opvallend inkijkje in de werkwijze van collega-schrijver Joris Luyendijk.

Afgelopen week kreeg Luyendijk kritiek op zijn nieuwe boek, De zeven vinkjes getiteld, omdat hij de ideeën van anderen als de zijne zou verkopen. Middendorp lijkt het eens te zijn met deze kritiek. Hij haalt een gebeurtenis van een paar jaar geleden aan in zijn column:

Tot een jaar of tien geleden woonde ik enkele parlementaire seizoenen in Den Haag om het leven op het Binnenhof te beschrijven in boeken en columns. Ik was daar al een tijd mee bezig toen ik werd benaderd door journalist Joris Luyendijk. Hij had de opdracht het Binnenhof te bestuderen en dat kon natuurlijk niet zonder mij, zei hij, de enige echt onafhankelijke geest ter plekke, die gewoon opschreef wat hij zag, ondanks de gevolgen.

Hij schrijft over deze ontmoeting:

We spraken af, aten, dronken wijn – of was ik de enige die dronk? De hele avond spraken we over het Binnenhof, hoe het was, toeging, hoe politici, voorlichters en journalisten zich gedroegen – zeg maar datgene wat onder de term ‘bestuurscultuur’ intussen algemeen wordt doorzien en afgekeurd. Ik vertelde hem kortom alles wat ik te weten was gekomen door vier jaar lang overal bij te zijn, alles te bekijken en beluisteren.

Volgens Middendorp ging Luyendijk vervolgens aan de haal met zijn ideeën:

Enkele maanden later verscheen zijn boekje Je hebt het niet van mij – de titel had-ie van Marcel van Roosmalens boek over Vitesse. Ik wist niet wat ik las. Hij had bijna alles wat ik hem die avond had verteld opgeschreven alsof hij het zelf had bedacht.

Middendorp is zich bewust van zijn harde aantijging:

Deze week publiceerde Luyendijk een boek over privilege en viel de halve wereld over hem heen omdat-ie daarin ideeën van anderen als de zijne zou verkopen. Sindsdien denk ik veel aan mijn avond met hem, en bleef ik twijfelen of ik er nu wel over moet schrijven – je geeft iemand toch een puntertje in de ribben, terwijl hij al op de grond ligt.