Troostende teksten

Het moet zijn dat we in triestig stemmende tijden leven, want de troost die uitgaat van literatuur is een populair onderwerp. De dichters van wacht brachten wie hen belde troost tijdens de lockdown, de Belgische Dichter des Vaderlands zette een actie op om mensen die tijdens de pandemie een geliefde verloren te troosten met een speciaal geschreven vers, Gaea Schoeters bracht met het project Adieu poëzieconcerten op begraafplaatsen en literatuurwetenschapper Jürgen Pieters schreef zowel een academische studie (Literature and Consolation. Fictions of Confort) als een populariserend boek (Een boekje troost) over het onderwerp. Haast gelijktijdig met Pieters’ publicaties verscheen van Michael Ignatieff Troost waarin ook hij het fenomeen onderzoekt.

Zijn focus is wat ruimer dan de literatuur alleen: hij bespreekt ook religieuze en filosofische teksten en zelfs muziek. Dat doet hij telkens aan de hand van de biografie van een auteur (en een keer dus van een schrijver van muziek) en hij onderzoek minder hoe troost werkt dan op welke manier het schrijven van de tekst zijn maker heeft weten te troosten. Dat zorgt voor een aaneenrijging van particuliere verhalen. Wie wil weten wat troost is of hoe die functioneert, vindt hier geen systematische studie van het onderwerp, wel allemaal praktijkvoorbeelden, waar helaas aan het einde geen conclusies uit getrokken worden.

De inleiding is nochtans veelbelovend. Uitgaande van een eigen troostrijke ervaring filosofeert Ignatieff over wat troost is. De definitie die hij geeft, is sec: ‘Troost gaat over de vraag waarom het leven is zoals het is en waarom we door moeten gaan’ en heeft dus alles met aanvaarding te maken. Hij schetst vervolgens de evolutie van de institutionele inbedding van troost. Was ze in eerste instantie een onderwerp voor de religie, met de secularisering is dat verschoven: de filosofie en de literatuur nemen over, en zelfs politieke utopieën kunnen hoopgevend werken. Van elk van die categorieën worden voorbeelden besproken zoals de Psalmen, de brieven van Paulus, Marcus Aurelius’ Overpeinzingen en essays van Michel de Montaigne, Karl Marx’ Het communistisch manifest en een toespraak van Abraham Lincoln, of werk van Anna Achmatova, Primo Levi en Albert Camus. Het is in die gevalstudies dat het boek vaak heel anekdotisch wordt en vaak onbevredigend blijft. Soms wordt duidelijk hoe een auteur dankzij het schrijven van zijn tekst berusting heeft gevonden in zijn lot (bijvoorbeeld het aangrijpende verhaal van Cicero) of op welke manier woorden hoop bieden (de hoofdstukken over politieke teksten; de casus van Primo Levi), maar nooit wordt duidelijk op welke manier die teksten mij vandaag nog kunnen troosten. En hoe troost nu eigenlijk werkt, daar krijgt Ignatieff de vinger echt niet achter. En dan is er nog dat ene hoofdstukje over Gustav Mahler dat als een vreemde eend in de bijt over muziek pretendeert te gaan, maar helaas voornamelijk gaat over de woorden die de componist getoonzet heeft. Wat het effect van muziek is – nochtans het uitgangspunt van het boek, want de persoonlijke ervaring betrof een concert – wordt al helemaal niet duidelijk.

Ignatieff heeft een prachtige catalogus van mensen die zich door teksten lieten troosten bij elkaar gebracht, maar hoe dat nu precies werkt blijft een raadsel: welke elementen van kunstwerken hoop triggeren, of er kenmerken zijn van troostende woorden, wat nu precies voor aanvaarding en berusting zorgt? Dat blijft een raadsel. Ik troost mij evenwel met de gedachte dat het vast onmogelijk is om dat op te lossen, aangezien de helende kracht van teksten waarschijnlijk voor iedereen anders is.

Carl De Strycker

Michael Ignatieff – Troost. Als licht in donkere tijden. Vertaald uit het Engels door Nannie de Nijs Bik-Plasman en Pon Ruiter. Cossee, Amsterdam. 320 blz. € 27,50.