Een stad vol geesten

De wereld van Keith is een beetje vol. Hij ziet niet alleen de levende mensen, de stad wordt ook nog eens bevolkt door de geesten van overleden mensen. De geschiedenis van Marthe van Daniël Dee vormt daarmee een contrast met het eerste deel van dit Rotterdamse tweeluik, De echo van mijn voetstappen, waarin de hoofdpersoon in een totaal uitgestorven stad ronddwaalt. Een overeenkomst tussen de twee boeken is dat opnieuw het einde van een liefde de kern vormt van de roman.

De relatie van Keith met Hanne is op de klippen gelopen en met zijn tijdelijke vriendin Klaasje woont hij nu in bij zijn succesvolle halfbroer Thomas. Keith moddert zich door het leven en leeft van seances waarin hij met de aanwezige doden praat. Hij krijgt daarbij hulp van zijn overleden opa die op de juiste momenten met tafeltjes weet te rammelen of op een andere manier de aanwezigen de stuipen op het lijf jaagt. Opa is nogal oversekst en is vooral bezig met de verschillende standjes waarop mensen seks kunnen hebben.

Alleen als Keith veel drinkt, verdwijnen de geesten, al vormen die wel zijn enige inkomstenbron. De seances zorgen voor komische, net iets te lang uitgesponnen scènes waarbij Keith ingedikte en gecensureerde versies van de verhalen van de geesten weergeeft aan het publiek. De Marthe uit de titel speelt, op de proloog na, nauwelijks een rol. Pas op het eind zit zij als geestverschijning stevig in de roman die daardoor wat onevenwichtig wordt. Ook bij Marthe speelt een relatiebreuk een grote rol, die tot een gewelddadig einde van haar en haar vriend heeft geleid.

De verschuiving naar de geschiedenis van Marthe is wat ongelukkig omdat je vooral geïnteresseerd blijft in het leven van Keith. Je kunt je zelfs afvragen of Marthe noodzakelijk is voor de hele roman, die vooral om de neergang van Keith draait, die steeds meer alleen komt te staan. Zijn desolate gang door regenachtig Rotterdam zou een veel krachtiger einde opleveren.

Er zitten kleine foutjes in De geschiedenis van Marthe waardoor je af en toe moet terugbladeren om te controleren of je iets goed gelezen hebt. Zo fietst Keith ‘helemaal doorweekt door de ijzige regen, die nu met bakken tegelijk neerviel’ naar een seance, maar uren later op de terugweg was de ‘miezer’ overgegaan ‘in een heuse hoosbui’.

Mooi is het vriendschapsgebaar van Dee naar de in 2019 overleden schrijver en dichter Karel ten Haaf met wie hij oorspronkelijk deze boeken zou schrijven. In een alinea die gerust weggelaten had kunnen worden, staat:

‘Vorige week ben je al veertig geworden, nu geef je pas een feestje,’ zei ik. ‘En toen heb ik je – dat weet ik nog goed – de dichtbundel Meisjespijn van Karel ten Haaf cadeau gegeven.’

Dee laat de alinea gewoon staan. Een fijn saluut.

De echo van mijn voetstappen gaf een sinister toekomstbeeld met een eenduidige vertelstem. In De geschiedenis van Marthe schakelt Dee tussen een gebroken liefdesgeschiedenis die de hoofdpersoon naar de zelfkant drukt en slapstickachtige scènes. Dat is een lastige en gewaagde combinatie. Dee houdt aan het eind van de roman de mogelijkheid open of er nog een deel komt. Dat moet hij zeker doen, want zijn stem is toch uniek in het huidige literaire landschap.

Coen Peppelenbos

Daniël Dee – De geschiedenis van Marthe. Passage, Groningen. 240 blz. € 22,90.

Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 25 maart 2022.