De taalstrijd overwonnen

De vraag naar nature of nurture is een vraag naar overzicht, naar het uit elkaar peuteren van de complexiteit van de mens. Het is een onzinnige vraag, want het is juist die complexiteit die een mens maakt tot wat hij is: de genen, de geschiedenis van je familie, de verhalen, de taal. In Oeverloos, het debuut van Nisrine Mbarki (Tilburg 1977) speelt het allemaal een rol. Zo komt in het gedicht ‘Neus’ niet alleen het verleden van de grootvader langs, maar ook het doorwerken daarvan in het leven van de ik-figuur.

het gezicht van mijn grootvader is een wereldkaart
van oorlogen uit de vorige eeuw
de eeuw die herhaaldelijk zelfmoord pleegde
zichzelf steeds opnieuw uitvond
en zwakker werd omdat elke strijd
een orgaan of ledemaat als offer eiste

mijn tengere grootvader werd naar verre oorden vervoerd
hij streed voor machtige mannen
met zijn Afrikaanse broeders was hij kanonnenvlees in Europa
tijdens een groot schaakspel zag hij
het aardse paradijs op Madagaskar
tot zijn knieën stond hij in de rijstvelden in het hol van de Vietcong
een kogel doorboorde zijn schouder en een dorpsgenoot beroofde
hem van zijn trouwring
armoede is vrij van trouw

[…]

de enige loopgraven die ik ken zitten diep in mijn borstkas
enkele brute pogingen van de liefde
eenvoudig door een pikhouweel uitgehakt
landkaarten draag ik in mijn rugzak

mijn zoon wil nu al de wereld in
de oude erfenis stopt hier

hij zal een nieuwe wereldkaart moeten tekenen
de onze is nog nat van het bloed
en achterhaald

De gedichten presenteren zich in een boeiende verteltoon aan de lezer, die door de vele verhalen meegesleept wordt, de geest van de ik-figuur in. Taal speelt hierbij zoals gezegd een belangrijke rol. Niet alleen de Nederlandse van het geboorteland van de dichter, maar ook het Frans, Arabisch en Tamazight uit haar geschiedenis komen langs, de laatste twee in het eigen schrift. (Jammer dat de beloofde vertalingen ervan op de website van de dichter nog niet te vinden zijn, maar die site zal er ongetwijfeld nog komen.)

De taal is sterk beeldend, zoals in de beginregels van het titelgedicht ‘Oeverloos’: ‘mijn moeder treedt regelmatig buiten haar oevers / zoals ook jij doet / wanneer de weg van waterloop tussen hart en geest / wordt verduisterd / door nevel of kortsluiting’, waarna het gedicht het beeld voortzet in een lange homerische vergelijking waarin water, weersomstandigheden, familie en taal over elkaar heen buitelen in een inspirerende talige dans. De taal speelt ook een hoofdrol in het gedicht ‘Ondergronds’ waarin een stevig westers heden in de metro abrupt wordt onderbroken door een oudere vrouw die instapt.

bij elke halte stel ik me het bovengrondse voor
de buurten waar ik boodschappen doe
cafés met het beste uitzicht om te schrijven
kroegen waar ik met vrienden lokale bieren drink
foute monumenten die al eeuwen grote graven hebben overleefd

de metro stopt en een oudere kleine vrouw stapt in
ze heeft haar telefoon tussen haar hoofddoek en wang geklemd
ook zij zoekt een plek achteraan
onze bruine ogen kruisen elkaar
ze komt naast me zitten

De ik-figuur herkent in de taal van de bellende vrouw het accent van haar vader, waarna het leven in die andere cultuur de gedachten van ik-figuur overneemt. Het gedicht neemt de lezer mee op die weg tussen culturen. Pas als de vrouw uitstapt komen heel voorzichtig de gedachten aan het huidige leven weer terug: ‘precies in deze bocht / woont bovengronds een vriendin’.

In het prachtige, lange gedicht ‘Tong’ komt de taalstrijd tussen vroeger en nu, Europa en Noord-Afrika wel heel sterk tot uiting. Het is de strijd om de juiste klanken in de keel van het kind dat in twee culturen is opgevoed. Het begint zo:

mijn moeder ontnam mij haar taal en zichzelf
mijn kindertong werd overgeleverd aan
harde kloosterklanken op veengrond
geprevelde gebeden die altijd alles bezweren
achtergebleven scheldpartijen van oude krijgsmachten
oude tekens op getatoeëerde kinnen van moeders moeders moeders
sindsdien sleep ik het lot aan haar kruin achter me aan

in mijn keel werd een genadeloos pact gesloten
een overeenkomst zoals die van gescheiden families
omwille van het kind

‘jullie kerfden tekens in mijn stembanden / staken zwaarden in mijn gehemelte te ruste’ schreeuwt het gedicht even verderop de kloosterschool toe, om tenslotte te eindigen met:

mijn tong is gespleten uit trouw aan het noorden en het zuiden
mijn moeder wordt oud en spreekt soms haar taal
die ik uiteindelijk toch leerde
van grootmoeders die de aarde te drinken geven voor ze zelf drinken

Het is geen zelfbeklag. Het zijn niet de woorden van een slachtoffer van die taalstrijd, maar van iemand die alles overwonnen heeft: de verhalen, de geschiedenis, de genen en de taal. Iemand die natuurlijk een beetje nature en een beetje nurture is, maar toch vooral haar eigen krachtige zelf. De gedichten in Oeverloos van Nisrine Mbarki rijzen op uit de culture clash van de tijd en bieden liefde en hoop voor ieder worstelt en die het horen wil.

Jan de Jong

Nisrine Mbarki – Oeverloos. Pluim, Amsterdam/Antwerpen. 84 blz. € 21,99.