Wanneer mag een jurylid uit de school klappen?

Gisteren zorgde Alle Lansu voor wat plaatselijk literair gedoe omdat hij in een ingezonden brief verklapte dat bij de toekenning van de P.C. Hooft-prijs de Utrechtse wetenschapper Geert Buelens voorkwam dat Jeroen Brouwers de prijs kreeg. Van Buelens is nog geen publieke reactie binnen, maar we hebben wel reacties op de ingezonden brief. Zo schrijft collega-wetenschapper Jos Joosten over Lansu op Facebook:

Hij schuift een mede-jurylid een oncontroleerbare uitspraak in de schoenen om over de rug van een overleden auteur zichzelf voor een paar minuutjes lekker in het zonnetje te zetten als de eenzame, miskende vechter voor de goede literaire zaak.
Veel sneuer heb ik het eigenlijk in tijden niet gezien.

Dat is inderdaad precies wat er mis is aan die brief. Je kunt niet in een jury zitten en iemand een prijs geven en dan jaren later terugkomen op de uitslag. Lansu is niet opgestapt toen zijn kandidaat werd afgeserveerd en dat betekent dat hij loyaal moet blijven aan de gezamenlijke beslissing.

Dit zeg je als jurylid. Als literatuurliefhebber en liefhebber van de machinaties in het literaire veld vind ik zo’n briefje in de krant erg leuk. Niet alleen vanwege de ijdelheid van Lansu om zijn eigen straatje schoon te vegen, maar ook vanwege het kijkje in de keuken. Daarom zijn dagboeken ook zo fascinerend. Zo won Het koekoeksjong van Brigitte Raskin in 1989 de AKO Literatuurprijs nadat Hans Warren de jury onder druk zette waardoor er opeens een inferieur boek won (en niet het prachtige Wit is altijd schoon van Leo Pleysier of Een man uit het dal van Spoleto van Hélène Nolthenius). In het dagboek van Warren lees je precies hoe hij de jury naar zijn hand zette.

Dit jaar was ik zelf een van de juryleden voor de P.C. Hooft-prijs. Ik zal in het openbaar niets zeggen over de juryberaadslagingen. Het enige wat telt is de unanieme uitslag: Arnon Grunberg is de terechte winnaar. Er is echter één gerucht dat ik uit eerste hand kan ontzenuwen. Je ziet hier en daar op social media terugkomen dat Aad Meinderts, directeur van het Literatuurmuseum in Den Haag en voorzitter van de Jan Campert-stichting, jarenlang de bekroning van Brouwers zou hebben tegengehouden, omdat Brouwers hem ooit met de grond gelijk heeft gemaakt in een van zijn polemieken. Dat gerucht is niet waar. Meinderts zat als secretaris bij onze vergadering en maakte alleen procedurele opmerkingen en heeft zich op geen enkel moment inhoudelijk bemoeid met wat de juryleden zeiden. Weer een complottheorie naar de vaantjes.

Chrétien Breukers pleit voor volstrekt open juryberaadslagingen, zoals hijzelf onlangs deed als schaduwjurylid voor de Libris Literatuur Prijs in De Nieuwe Contrabas Podcast. Een podcast maken is iets anders dan een juryberaad voor een prestigieuze prijs en toch zou ik wel voor een open discussie zijn. De dynamiek van de vergadering zal veranderen en je zult ongetwijfeld spreken met de handrem erop, maar je krijgt wel inzicht in de argumentatie en de kandidaten. Voor literatuurwetenschappers ligt het literaire veld dan voor het oprapen. En het voorkomt ook dat je na twaalf jaar je gelijk moet halen in de krant.

Coen Peppelenbos