Halftwee, halftwee, halftwee, halftwee!

De kunst het meisje de stad van Fons Dellen is een rock&roll-roman. En die worden amper geschreven in Nederland. In Engeland en Amerika is het een apart genre. Hier? Hm.

Wat bestaat is Denvis van Leon Verdonschot. Ondertitel: een rock-roman. O ja? Leon Verdonschot is het tegenovergestelde van rock&roll, namelijk Leon Verdonschot, dus die kan helemaal geen rock-roman schrijven. Lees maar: ‘Dennis werd Denvis, rocker. Het volle leven, dat wilde hij opsnuiven. Weg uit Mierlo, dat mavodorp. Naar Australië, om daar als straatmuzikant te leven. Naar Spanje, om daar trips te verkopen aan toeristen. Naar Thailand, om daar een kroeg te beginnen.’ Alwéér iemand die het volle leven wil opsnuiven. Dit is de rock&roll-droom van een burgerman.

Het houdt in de Nederlandse literatuur en lectuur niet over als het om rock&roll en popmuziek gaat. Er zijn veel boeken van oud-journalisten (vooral van Muziekkrant Oor, waardoor ze allemaal dezelfde half-amateuristische toon hebben) over hun avonturen in rock-land, vol anekdotes over artiesten en, als het tegenzit, persoonlijke bespiegelingen over de popmuziek. Dan heb je de luie journalisten, die slechts hun stukjes bundelen en zo een boek produceren. Die uitgaves zijn altijd vervelend, tenzij de auteur Jip Golsteijn heet. En er zijn een paar biografieën: Jan Eilander over Herman Brood, Rutger Vahl over Wally Tax en Jeroen Wielaert over Harry Muskee. Er is nog veel te doen op dat vlak.

Een schrijver moet rock&roll zijn om een rock&roll-roman te kunnen produceren. Lezers die met het onderwerp bekend zijn, hebben het meteen door als iemand op basis van een beetje research maar wat aanlult. A.F.Th. van der Heijden over de kraakbeweging in de jaren tachtig? Fake! Je merkt dat hij van buitenaf schrijft. De songteksten van Ilja Leonard Pfeijffer? Fake! Het zijn gewoon vermomde gedichten (en nog slechte ook). De gedichten van Huub van der Lubbe? Fake! Het zijn gewoon vermomde songteksten (en nog slechte ook).

Fons Dellen, die is rock&roll. Vanaf zin 1 merk je dat hij weet waar hij het over heeft; de muziek- en kunstscene van de jaren tachtig, de drugs, Morrissey, de kraakpanden, snackbar Barbarella – alles klopt. Een boek opent met een citaat van Joy Division (And she expressed herself in many different ways / Untill she lost control again), kan bij mij sowieso niet stuk.

De kunst het meisje de stad, Dellens tweede roman, houdt van het begin af aan de vaart erin.

Met een flinke dot gas stuurde hij de Opel de Eerst Van Swinden in. Johnny Thunders’ gitaar gromde dreigend mee met de motor. Tom genoot van die mix en tastte naar de volumeknop, waarbij hij even niet oplette. Het was niet meer dan een fractie van een seconde, maar ruim voldoende om de auto op de verkeerde weghelft te doen belanden en recht op een tegenligger af te stuiven. Wat volgde voltrok zich in slow motion: het remmen, de wanhopige ruk aan het stuur en ten slotte de doffe klap waarmee de wagen zich in de tegenligger boorde.

Die doffe klap krijgt grote gevolgen en die wil je weten. Dus blijf je doorlezen, tot de laatste bladzijde. Dellen heeft een goeie plot bedacht met een mooie twist op het eind. Aan dat geraamte hangt hij een prachtig – ik moet het woord helaas even gebruiken – tijdsbeeld op. In de gekraakte potloodfabriek herken je moeiteloos een broedplaats zoals er in die tijd zo vele bestonden, waar vervelende mensen verveeld vervelende dingen maakten die voor kunst door moesten gaan. Aan de andere kant van dit spectrum zit het Modern (‘maandblad voor muziek, mode en kunst van nu’) waarvoor een van de hoofdpersonen van De kunst het meisje de stad werkt. Modern is geïnspireerd op Vinyl, een tijdschrift uit de jaren ’80 waarvoor Dellen toen schreef. Ook hier worden de details perfect neergezet, van het name dropping (‘Dat David Sylvian, in Amsterdam ter promotie van het nieuwe album van Japan, misschien, héél misschien, straks zijn opwachting zou maken’) tot het slappe gelul tijdens de borrels van het blad. ‘‘Jezus, nog nooit zo’n lading poseurs en omhooggevallen wannabees bij elkaar gezien,’ oordeelde Mink.’

Johnny Thunders, gitarist van de New York Dolls en aanvoerder van The Heartbreakers, duikt op tijdens een uitstapje van kunstenares Jessica naar New York. Jazz-grootheid Hans Dulfer figureert als tweedehands autoverkoper – een beroep dat hij daadwerkelijk jarenlang heeft uitgeoefend. En de Helmettes (zanger Joris Pelgrom en de inmiddels overleden meester-gitarist Pieter Kooijman) krijgen eindelijk de eer die ze verdienen.

Voor zijn deur bewonderde hij nogmaal de Rolex. Bij het zien van de tijd kwam onmiddellijk het refrein van een van de beste punksongs ever bij hem op.
Halftwee, halftwee, halftwee, halftwee!
Halftwee, halftwee, halftwee, halftwee.
De Helmettes!

Heerlijk allemaal.

Valt er dan helemaal niks te zeiken? Natuurlijk wel. Tijdens een interview vertelde Fons Dellen onlangs dat hij houdt van opschieten in zijn werk. Dat werkt meestal heel goed in dit boek. Bij de timelapse van 3 jaar – we springen van 1982 naar 1985 – heb ik echter mijn twijfels. Er blijven vragen onbeantwoord en er hebben zich dingen afgespeeld die ik graag uitgewerkt had gezien. Meer heb ik niet aan te merken op De kunst het meisje de stad. Mij rest 1 ding: gauw naar de boekhandel om Echte vrienden, Fons Dellens eerste roman, te kopen. I want more!

Ralph Schippers

Fons Dellen – De kunst het meisje de stad. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 240 blz. € 20,99.