Machteloos geschrijf

In de flaptekst van Jeroen Brouwers’ nieuwe kladboek wordt, met instemming natuurlijk, iemand geciteerd die over hem schrijft: ‘Wie niet foutloos formuleert wordt in Brouwers polemieken genadeloos onderuitgehaald’ en ook wordt gesproken van ’de almaar toenemende vormperfectie in zijn werk’.

Wat dan, in dit verband, te denken van de volgende zin in een stuk over Janis Joplin: ‘Ze werd geboren op 19 januari 1943, twee maanden na Jimi Hendrix, die gitaar speelde met zijn tanden, en ze overleed op 4 oktober 1970, twee weken na Jimi Hendrix.’ Dat Jimi Hendrix een gitaarvirtuoos was, is zeker waar, en dat hij twee maanden oud al gitaar speelde, verbaast me dus niet werkelijk. Maar dat hij op die prille leeftijd al tanden had, dat wil er bij mij niet in.

Ik heb me sowieso over dat stuk over Janis Joplin zitten verbazen. Het is natuurlijk niet aan mij om te bepalen met welke onderwerpen een schrijver zich wel of niet mag bezighouden, en als Jeroen Brouwers wil schrijven over Janis Joplin: vooruit! Hij heeft immers ook een boekje geschreven over Edith Piaf, dus waarom niet een artikel over Janis Joplin? Maar aan de andere kant: waarom wel? Het stuk zelf geeft geen antwoord op die vraag. Is Brouwers een bewonderaar van haar, van haar werk, van haar vroege dood? Heeft hij al haar platen grijsgedraaid en intussen vervangen door cd’s? Heeft hij dan misschien ook de elpee Cashbox van Big Brother & The Holding Company — van welke groep Joplin de zangeres was — in bezit, een elpee die volgens hem kort na de doorbraakplaat Cheap thrills zou zijn verschenen?

Ik zou wel eens willen weten hoe die elpee er uitziet, en trouwens: Oor’s Eerste Nederlandse Pop Encyclopedie kent die plaat al evenmin, niet in de editie van 1977, niet in die van 1992. Bedoelt Brouwers misschien de allereerste plaat van ‘de Big Brother-groep’ (Brouwers)? Die plaat werd opgenomen vóór Cheap thrills maar verscheen pas na het overrompelende succes daarvan. Die plaat onder de eenvoudige titel Big Brother & The Holding Company kon onder meer door de schamele geluidskwaliteit de verkoopcijfers van Cheap thrills nooit evenaren.

Jeroen Brouwers opent met zijn stuk over Joplin de afdeling ‘Het dode punt’, waarin opnieuw een aantal zelfmoordenaars aan de orde komt: onder anderen André Baillon, Daniël Robberechts, Adriaan Venema (eerder door Brouwers ‘een mossel met elleboogjes’ genoemd, nu met mild cynisme herdacht), Nico Slothouwer en Klaus Mann. Als je het mij vraagt, hoort Janis Joplin in dit rijtje helemaal niet thuis: zij stierf weliswaar aan een overdosis heroïne, maar of zij met het toedienen daarvan bewust ‘de laatste deur’ opende?

Alle stukken die in Het circus der eenzaamheid werden verzameld, verschenen eerder in Nederlandse en Vlaamse kranten en tijdschriften. Ook, dus, ‘Uit het hiernamaals’, een polemiek tegen Rudy Kousbroek naar aanleiding van diens boek Het Oostindisch kampsyndroom. In zeventien pagina’s stevig gekruid proza maakt Brouwers niet alleen genoemd boek, maar ook de schrijver ervan met de grond gelijk. Tegelijk bewijst het stuk Carmiggelts uitspraak dat schrijven tot niets leidt: doet Kousbroek er, ruim twee jaar nadat deze kritiek voor het eerst verscheen in Maatstaf, het zwijgen toe? Welnee!

Een nog machtelozer indruk dan Het circus der eenzaamheid maakt Brouwers’ Vlaamse leeuwen, een pil van 526 bladzijden, krantenpapier lijkt het wel, waarin alle stukken zijn verzameld die hij ooit schreef over Vlaanderen, de Vlaamse literatuur, Vlamingen. In feite betreft het hier een herbundeling, want alles is terug te vinden in andere (klad) boeken. De beide indertijd spraakmakende stukken ‘J. Weverbergh en ergher’ (1976) en ‘Vlaanderen op zijn erghst’ (1977), waarin Brouwers geen spaan heel hield van het literatuurbedrijf in Vlaanderen in het algemeen en van zijn voormalige directeur (bij uitgeverij Manteau) en vriend Julien Weverbergh in het bijzonder, staan ook al in Mijn Vlaamse jaren uit 1978.

Wat deden die briesende polemieken een stof opwaaien! In Nederland wist iedereen in één keer wie Jeroen Brouwers was en in Vlaanderen waren de scheldpartijen niet van de lucht. De auteur bestond het dan ook maar om te beweren dat Vlaamse schrijvers hun vaak bekroonde boeken helemaal niet zelf hadden geschreven. In zijn jaren bij Manteau heeft Brouwers heel wat boeken van bewierookte Vlaamse auteurs van a tot z herschreven. Bovendien kreeg hij nog geld van Weverbergh.

Met die laatste is het blijkbaar weer goed gekomen. ‘Hij had zelf schrijver moeten worden in plaats van uitgever. Dat zei ik hem toen, dat ben ik hem blijven zeggen, en dat zeg ik nog steeds. Er zat een geweldige schrijfcapaciteit in hem,’ aldus Jeroen Brouwers in 1994. Jeroen Brouwers in 1976, over dezelfde Weverbergh: ’[…] zó abominabel, zo niet ook maar bij benadering te schetsen, slecht is het woord niet, onbestaande is het woord, zo on, zo oer-on was het Nederlands waarvan J. Weverbergh, leraar, zich bediende en overigens tot op dees dag, nu hij uitgever is, zich bedient.’

Frank van Dijl

Jeroen Brouwers – Het circus der eenzaamheid. Kladboek 4. Profielen, studies, reacties. De Arbeiderspers.
Jeroen Brouwers – Vlaamse leeuwen. De Arbeiderspers.

Deze recensie verscheen eerder in Algemeen Dagblad van 11 november 1994.
Lees hier het interview met Jeroen Brouwers in Het Vrije Volk van 29 januari 1977.

Jeroen Brouwers (30 april 1940-11 mei 2022).