Chloor, zoet en zout pakken

Een van mijn dierbaarste liedjes is ‘Song for Guy‘ van Elton John – dat lange pianonummer met die fluisterstem op het einde. Ik leerde het nummer als negenjarige kennen in zwembad De Welle in Drachten, waar ik me als lid van de kneuzengroep de motorisch zeer ingewikkelde schoolslag probeerde eigen te maken. ‘Song for Guy’ stond in januari 1979 een aantal weken in de top 10 van de vrijdagse Top 40 en schalde dus ergens tussen half zes en zes uur zacht over het nagenoeg verlaten 50-meter bad. Een onverwoestbaar beeld en geluid, waar ik een merkwaardige liefde aan overgehouden heb: zwemmen in een chloorbad op een winterse vrijdagnamiddag, het liefst als er buiten een flink pak sneeuw ligt.

Afgezien van het feit dat het nummer toevallig over een perfect zwemritme beschikt, wil ik vooral aangeven dat ik als matig beoefenaar van de schoolslag sterke herinneringen heb aan zwemmen. Logisch natuurlijk: anders dan bergbeklimmen of zeezeilen hoort zwemmen bij vrijwel ieders leven. De toegankelijkheid van de sport en de collectief gedeelde herinneringen maakt Water pakken. Een zwemgeschiedenis van journalist en zwemfanaat Kirsten van Santen ook zo herkenbaar.

Grondtoon van het boek is dat zwemmen, of dat nou in een bad, meer, rivier of zee is, een mens geestelijk verheft, zelfs gelukkig maakt. Vergeet yoga of meditatie, ga lekker het water in: ‘Een verleidelijke voorspelbaarheid sust de onrustige geesten. Tijdens het baantjes trekken is er even geen variatie meer op de duizelingwekkende hoeveelheid thema’s die het leven ons voorschotelt. De esthetiek van het zwembad troost, net als de rituelen.’ Als van Santen na het overlijden van een dierbare vriendin de volgende dag toch zwemmen gaat, schrijft ze: ‘Onder water verwelkt verdriet. Komt het weer boven en richt het zich op, dan lijkt het soms veranderd, minder venijnig. Water is een plek van transformatie.’ In de woorden van dichter en blootzwemmer Piet Gerbrandy: ‘De essentie van het geluk van zwemmen is dat je het niet onder woorden kunt brengen, omdat het een woordloze toestand is’ (…) ‘Je ervaart kleuren, geluiden, textuur van het water, van de wind, dus je bent puur zintuigen op zo’n moment, je staat open voor alles.’

Veel schrijvers waren of zijn waterratten: Lord Byron, David Van Reybrouck, Iris Murdoch en Oek de Jong zijn maar een paar die de revue passeren. Toch is Water pakken niet een boek over literatuur. Zo wijd het water voor de zwemmer is, zo breed verkent van Santen de culturele, historische, filosofische en persoonlijke betekenis van de zwemsport. Haar toon zou je kunnen omschrijven als aangenaam kabbelend: het ritme van concrete actie tegenover de wereld van ideeën ervaar je al lezende als een eindeloos herhalende, volmaakte schoolslag. Van Santen zwemt onder andere mee met zwemclubjes in bijvoorbeeld de Biesbosch of bij Anna Paulowna, besteedt aandacht aan de textuur van chloor, specifieke zwemziektes en de kwaliteit van het buitenwater, kletst met een Katwijker vissersgeslacht nabij de Oude Rijn en ervaart in een voormalige draaikolk nabij Hornhuizen (Gr.) het psychologisch effect van diepte.

Wel literair is de spanning, die vanuit de grondtoon langzaam wordt opgevoerd. Het voorlaatste hoofdstuk heet ‘Hoe Zeeuwen zwemmen’ en gaat over de complexe relatie tussen water en de inwoners van Zeeland, waar de zee letterlijk en figuurlijk enorm trekt. Zeeuwen dragen de dramatische geschiedenis in hun genen en trotseren hun geliefde vijand dan ook met gepaste achting. Van Santen rolt en tolt mee met een zwemclub over de Westerschelde nabij Vlissingen (haar gids: ‘Dus. Niet. De. Geul. In. Begrepen?’), waar ze iets van de ultieme flow bereikt en langs de scheepskolossen en onder het bonkende wateroppervlak een zeldzaam euforisch gevoel beleeft.

Aangestoken door de Zeeuwse branding zwemt ze in het laatste hoofdstuk van de Boschplaat op Terschelling naar de westkant van Ameland. Een gecompliceerde operatie, die ze alleen kan uitvoeren in het bijzijn van de mannen van de Terschellingse reddingsbrigade. Afgezien van de bijzondere prestatie is het vooral het meezwemmende verhaal van Jelle Buning dat indruk maakt. Op een zonnige ochtend in 2009 liep hij iets te ver de zee in en werd ongemerkt meegenomen door een mui. Als de reddingsbrigade hem na vijf kwartier oppikt, is zijn lichaamstemperatuur ernstig gedaald en de versuffing al ingetreden. ‘Hij zwom gewoon door,’ zegt Henk Spanjer (redder – JK), na al die jaren nog steeds geëmotioneerd. ‘Hij zwom gewoon door!’ Het gevecht van een man in nood is de aangrijpende apotheose. Hier kabbelt het water niet meer, maar maakt het verraderlijke, onvoorspelbare en levensgevaarlijke bewegingen.

Misschien is de directe confrontatie met je diepste wezen wat zwemmen zo’n bijzondere sport maakt. Water verbindt en geeft plezier, maar wijst je ook op de eenzaamheid van het bestaan. Van Santen, nabij de Oosterscheldekering:

Wie zwemt, bevindt zich midden in een complexe, maar wetmatige choreografie, een kosmische dans tussen groei en vernietiging, opkomst en ondergang, uitbreiding en verval. Dat voelt de zwemmer. Dat voel ik.

Elton John over ‘Song for Guy’: ‘As I was writing this song one Sunday, I imagined myself floating into space and looking down at my own body. I was imagining myself dying.’ Het zijn werelden van verschil, maar vanuit het perspectief van het wijde water raken ze elkaar toch.

Jaap Krol

Kirsten van Santen – Water pakken – een zwemgeschiedenis. Atlas Contact, Amsterdam. € 21,99.