De verlangens van een kogel

Het verhaal vanuit een object in plaats van een mens is al vaker gedaan, denk aan het schildersdoek in Specht en zoon van Willem Jan Otten. Dat het werkt, heeft hij wel bewezen. Martin Michael Driessen doet er niet voor onder, in Het licht aan het einde van loop is een kogel aan het woord. Een kogel met gedachtes, gevoelens en verlangens.

Het verhaal speelt in de VS, de kogel zit met negen andere collega’s in een kartonnen doosje. De grote baas blijkt Henry, een zwijgzame Colt .38 en ze bevinden zich in het nachtkastje van een tandarts. Zijn vrouw Nancy heeft het zwaar, de tandarts – corpulent en al op leeftijd – heeft nauwelijks nog aandacht voor haar. De kogel vangt interessante telefoongesprekken op en is er getuige van dat Nancy zich schaamteloos overgeeft aan de tuinman. Ze worden betrapt door de tandarts die eerder thuiskomt. Nu verwacht je dat de Colt .38 en een van de patronen hun werk zullen doen, dan wel met als doel de tuinman, dan wel de overspelige echtgenote. Maar het eindigt anders.

De kogel met een paar van zijn makkers komen vervolgens in handen van een crimineel, maar dat bevalt de filosofisch ingestelde kogel allerminst.

Onder waarde afgevuurd te worden – vanuit een primitief sentiment, uit racistische haat, of in het kader van een stompzinnige criminele afrekening – is wel het laatste dat je als kogel wenst.

Uiteindelijk belanden ze in de bosjes waar ze eerst gevonden worden door een hond, een onnozel wezen in de ogen van de kogel. ‘Natuurlijk weet hij niet wie of wat ik ben, men moet de wereld niet te ballistocentrisch zien.’ Mooi gevonden, van de theocentrische middeleeuwen via de antropocentrische Verlichting naar het ballistocentrische heden. Als je een voorwerp tot hoofdpersoon maakt, moet je niet terughoudend zijn en hem het volwaardige menselijke pakket aan denkvermogen en zintuigen geven. Of het geloofwaardig is, is aan de lezer. Maar wanneer je zelf gaat selecteren, kan de lezer zich afvragen waarom de kogel wel kan denken, maar bijvoorbeeld niets weet? Hoe hij aan die kennis komt, daar moet je dan niet te lang bij stilstaan.

Uiteindelijk wordt het pistool gevonden door een kind tijdens een feestje. Het gaat bijna mis, per ongeluk uiteraard.

Daar lig ik dan op het formicablad van een kampeertafeltje, naast Henry, die ik nog nooit zo grondig gedemonteerd heb meegemaakt. Vier of vijf mannen buigen zich geïnteresseerd over ons heen. Het verjaardagsfeestje is alweer in volle gang. Deze mannen nemen ons serieus, nooit eerder viel me zo veel aandacht ten deel.

En via deze mannen komt de kogel terecht bij een vertaler van Nederlandse literatuur, in een houten huis aan een meer. Omdat de kogel maar een beperkt zicht heeft vanaf de plek waar hij ligt, volgt hij maar een deel van de gebeurtenissen, maar uit gesprekken vangt hij des te meer op. De kogel is niet echt fan van geweld en het rustige verblijf bij de vertaler en zijn gezin bevalt hem, maar toch broeit de ambitie om daarvoor gebruikt te worden waarvoor hij gemaakt is. Kogels hebben zo ook hun wensen. Gelukkig doet zich het een en ander voor waardoor het leven van de kogel weer meer uitdaging krijgt.

Driessen laat zich niet afleiden, blijft in de kogel zitten en beschrijft op een grappige en geloofwaardige manier deze autobiografie van een kogel. Er zitten minder laagjes en verhaallijnen in dan in Specht en zoon, maar de vergelijking zit hem dan ook meer in het object dat ons mensen beschouwt dan in het verhaal zelf.

Het kogelgat door de kaft benadrukt het licht aan het einde van de loop. En als dat licht er eenmaal is, weet de kogel wat hem te wachten staat.

Arjen van Meijgaard

Martin Michael Driessen – Het licht aan het einde van de loop. Van Oorschot, Amsterdam. 96 blz. € 18,50.