Wij, zei de gek

Sasja Sokolov (1943) werd in Ottawa, Canada, geboren als zoon van de Sovjet-Russische gezant, maar groeide vanaf zijn derde levensjaar op in de Sovjet-Unie. Hij studeerde journalistiek, kreeg het aan de stok met de autoriteiten en zat enige tijd in de gevangenis. Na internationale protesten en een hongerstaking van hem en zijn Oostenrijkse vriendin mocht hij in 1975 emigreren. Kort daarna werd het manuscript van zijn experimentele roman naar het Westen gesmokkeld en uitgegeven.

In 1978 kwam bij De Bezige Bij een vertaling daarvan uit van Gerard Cruys, getiteld School voor gekken. Nu, ruim veertig jaar later, publiceert uitgeverij Van Oorschot een door Cruys grondig herziene vertaling met een licht gewijzigde titel, School voor zotten.

De Russische auteur Maxim Osipov schreef er een nawoord bij, dat begint met de vraag: ‘Waar gaat dit boek over?’ Hij realiseert zich dat de opsomming van onderwerpen die hij geeft, niemand verder zal helpen. Een greep: het vangen van vlinders, de Windzender, de éénpotige beer met een piepende prothese, de kreet die een leeg brandvat vult, een aardrijkskundeleraar, Saulus genoemd, een sloffensysteem, een liefde.

Omdat dit boek over van alles en nog wat gaat, is het misschien de verkeerde vraag. Een betere is: wat is dit boek? Zonder eerst een bespreking als deze te hebben gelezen, neemt het pakweg een tien-, vijftiental pagina’s eer je een beetje vat op de tekst krijgt: zonder dat Sokolov dat eerst uitlegt gaat het om de weergave van een bewustzijnsstroom van een ik, die geestelijk niet in orde is en wiens schizofrene geest soms een tweede ik afsplitst, die de eerste met sarcasme en verwijten overlaadt.

De episoden die de ik (wij) herbeleeft, spelen zich af in de datsja-kolonie, aan de rand van een voorstadje van Moskou. Ten tijde van die episoden is de ik/wij een jongen van een jaar of vijftien, zestien, die naar een ‘speciale school’ gaat – een school voor achterlijken, zeggen anderen.

De jongen is hevig verliefd op Weta, die lerares is op zijn school en met haar vader een datsja bewoont. In zijn zeer levendige verbeelding weet zij dat en wacht ze geduldig op zijn initiatieven. Die nog niet komen, omdat hij van meester Saulus, de aardrijkskundeleraar die hij als vriend en mentor beschouwt, eerst wil weten hoe dat eigenlijk moet, lichamelijk samenzijn met een vrouw. Zijn tweede ik lacht hem uit: Weta weet niks van jouw verliefdheid, maar wel alles van samenzijn met een man, want ze slaapt met alle jongemannen van de streek. Trouwens, wat moet zij met een jongen die nog haar leerling is en achterlijk bovendien?

De jongen is niet gauw bang, maar in hem broeit de angst naar daar gestuurd te worden. Daar, dat is een inrichting voor geestelijk gestoorden, ergens in de stad. Omdat de ik/wij ook gebeurtenissen verwoordt die zich later moeten hebben voorgedaan dan tijdens zijn adolescentie, is de veronderstelling gerechtvaardigd dat hij die datsja-periode lang na dato herbeleeft, terwijl hij daar is.

Daar, het daar van psychiatrische inrichtingen was in de Sovjet-Unie van de jaren 1960 en 1970 een politiek beladen begrip. In 1964 schoof Breznjev Chroetsjov aan de kant. Chroetsjov had het Goelag-systeem ontmanteld en meer artistieke vrijheid toegestaan in de Sovjet-Unie, maar Breznjev haalde de teugels weer aan en liet dissidenten verdwijnen in gesloten psychiatrische inrichtingen.

Van directe toespelingen op de praktijk van het opsluiten in psychiatrische inrichtingen van dissidenten is in School voor zotten geen sprake, maar je kunt ook het hele boek als zo’n toespeling interpreteren: wees gehoorzaam, want anders ga je naar daar.

Vladimir Nabokov, bepaald niet de eerste de beste, vond School voor zotten ‘een betoverend, tragisch en ontroerend boek’. De tekst geeft zich niet meteen gewonnen, maar wie doorzet wordt flink beloond. Geestigheid, melancholieke bespiegeling en tragikomedie wisselen elkaar af en de episoden kennen vele verrassend en soms verbijsterende, maar altijd aangrijpende ontwikkelingen. En hoe gek ook, je inleven in de mentale wereld van de ik/wij gaat vanzelf.

Kortom, heel goed dat Cruys voor een herziene vertaling heeft gezorgd – dit is ongetwijfeld een uiterst lastig te vertalen tekst – en dat Van Oorschot het veertig jaar na De Bezige Bij nog eens met dit boek probeert.

Ten slotte nog iets wat mij een raadseltje is gebleven. In het eerste hoofdstuk laat de ik/wij de naam Tinbergen vallen en die naamkeuze is geen grap van de vertaler. Tinbergen? Wat doet Tinbergen in dit boek?

Hans van der Heijde

Sasja Sokolov, School voor zotten. Vertaald door Gerard Cruys. Van Oorschot, Amsterdam. 238 blz. € 23,50.